Werken aan doorstroming van senioren
Werkbladen, praatplaten en instrumenten/interventies om lokaal of regionaal tot een doorstroomaanpak te komen.
Om het tekort aan ruim 400.000 woningen op te lossen, klinkt vaak het credo: bouwen, bouwen, bouwen. Maar bouwen alleen is niet genoeg. Het is minstens zo belangrijk om ervoor te zorgen dat bestaande én nieuwe woningen terecht komen bij de doelgroep voor wie ze bedoeld zijn. Dat geldt zeker voor schaarse betaalbare woningen, die met de nodige inspanningen – overheidssturing, onrendabele investeringen – tot stand komen of behouden blijven.
De toewijzingsregels voor de woonruimteverdeling worden vastgelegd in een gemeentelijke huisvestingsverordening Zie Wijzigingen Huisvestingswet verwerkt in VNG-modelverordening 1 . De schaarste-onderbouwing vormt hiervoor de juridische basis. Gemeenten mogen deze regels alleen hanteren als zij kunnen aantonen dat er sprake is van actuele schaarste aan woonruimte, die bepaalde kwetsbare groepen verdringt van de woningmarkt. Een essentieel onderdeel hiervan is het bepalen voor welk segment van de woningmarkt de schaarste-onderbouwing geldt (zie ook tip 2).
De woningmarkt beperkt zich niet tot de gemeentelijke grenzen. Woningzoekenden kijken ook naar buurgemeenten en woningcorporaties werken regionaal samen. Hoewel de bevoegdheid voor het opstellen van een huisvestingsverordening bij de gemeenteraad ligt, is deze lokale bevoegdheid niet vrijblijvend. Artikel 6 van de Huisvestingswet stelt dat er regionale en provinciale afstemming moet plaatsvinden tussen gemeenten, woningcorporaties, huurdersorganisaties en marktpartijen. Ook moet de gemeente op provinciaal niveau advies inwinnen, onder meer over de schaarste-onderbouwing, gevolgen voor de regionale woningmarkt, woningbouwopgave en toepassing van de bindingseisen
Dit wordt gedaan op basis van de huisvestingswet 2014, artikel 6 lid 3, waarin vastgesteld is dat B&W advies vragen over de Huisvestingsverordening aan GS.
2
. Thierry Wever (RIGO) zegt hierover: “Wanneer de onderbouwing regionaal consistent is, staat deze ook juridisch sterker.”
Er zijn meerdere redenen om ook een harmonisatie van huisvestingsverordeningen in een regio na te streven: dit is in het belang van de woningzoekenden, sluit aan op de aankomende Wet versterking regie volkshuisvesting (verplichte urgentieregeling en regionale verdeling urgenten) en vereenvoudigt de uitvoering door woningcorporaties in het woonruimteverdeelsysteem.
De regio Holland Rijnland Zie Regio Holland Rijnland 3 bestaat uit 13 gemeenten in het noorden van Zuid-Holland. Deze gemeenten werken intensief samen via het regioverband, onder meer aan de regionale investeringsagenda, woonagenda, het woningbouwprogramma en de huisvestingsverordening waarin de regionale regels voor woonruimteverdeling zijn opgenomen. Al deze trajecten lopen via de regio.
Deze gezamenlijke regionale aanpak is terug te zien in de huisvestingsvergunning, waarin (met een toevoeging) ook de particuliere sociale huur onder de vergunningplicht valt De vergunningverlening voor sociale huurwoning van corporaties is gemandateerd aan de corporaties. 4 . Het was wenselijk dat deze aanpak regionaal overeenkomt, en volgens dezelfde werkwijze uitgevoerd wordt. Hiervoor stelde de regio een stappenplan samen, dat het gehele proces voor alle gemeenten inzichtelijk heeft gemaakt. Door te investeren in goede informatievoorziening zorgt de regio voor duidelijkheid (zie ook tip 2).
Daarnaast bestaat er binnen Holland Rijnland een bestuurlijke wens om in enkele gemeenten ook middenhuurwoningen vergunningplichtig te maken, zodat deze beter terechtkomen bij de beoogde inkomensgroepen. Dat vraagt om gerichte, regionaal afgestemde beleidsaanpassingen in de sturing op woonruimteverdeling. Tips 2 en 3 beschrijven hoe je dit kunt realiseren.
Toewijzingsregels voor de woonruimteverdeling gelden traditioneel voor sociale huurwoningen van woningcorporaties. Ze geven aan welke sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor welke doelgroepen. Woningen worden op basis van onder meer inkomen, huishoudensamenstelling, inschrijfduur, urgentieregelingen en regionale binding verdeeld. Doorgaans gebeurt dat via het regionale aanbodplatform, waar woningen volgens de regionale en afgesproken lokale ‘spelregels’ worden toegewezen. Vaak geven gemeenten aan woningcorporaties het mandaat voor de vergunningverlening. Sturing op de woonruimteverdeling hoeft zich niet te beperken tot het sociale huursegment of de corporatievoorraad. Zo zijn in de regio Holland Rijnland particuliere verhuurders met meer dan tien sociale huurwoningen – opgeleverd na 1 januari 2024 – gebonden aan een vergunningplicht. Eveneens is geregeld dat zij hun aanbod via het regionale platform moeten aanbieden. Doel hiervan is om voor sociale huur een gelijker speelveld te creëren tussen woningcorporaties en particuliere verhuurders.
De Huisvestingswet maakt het mogelijk om ook de toewijzing van andere woningcategorieën dan sociale huur vergunning plichtig te maken, zowel huur als koop. Bij koopwoningen kan dit alleen voor nieuwbouw tot de betaalbaarheidsgrens. Voor huurwoningen (nieuwbouw of bestaand) geldt op basis van de wet geen maximale huurprijs.
De gemeente Den Haag hanteert een huisvestingsvergunning voor alle sociale huur (zowel particulier als corporatiebezit), maar loopt ook voorop door al sinds 2019 te sturen op de toewijzing van middenhuurwoningen. Na de komst van de Wet Betaalbare Huur heeft de gemeente de criteria aangepast en kijkt en handhaaft men naast huurprijs, ook naar en op het aantal WWS-punten. Ook denkt de gemeente na over sturing op de toewijzing van sociale koopwoningen.
De schaarste-onderbouwing kan in theorie op de gehele woonvoorraad toegepast kan worden, maar richt zich in de praktijk vooral op het sociale en middeldure huursegment wegens het beperken van juridische risico’s. Thierry Wever (RIGO): “Koop en ongereguleerde huur zijn uitdagende casussen om te onderbouwen; het is lastig om aan te tonen welke groepen in deze segmenten concreet verdrongen worden.”
Je moet de implementatie, uitvoering en handhaving van sturing buiten de corporatiesector niet onderschatten. De invoering verloopt niet altijd zonder weerstand van verhuurders. Goede communicatie en heldere informatievoorziening zijn essentieel om die weerstand weg te nemen. Anoek Dekking, strategisch adviseur regio Holland Rijnland: “Door de betrokken partijen vanaf het begin van het ontwikkeltraject mee te nemen, duidelijk te zijn en sterk in je schoenen te staan, krijg je ze makkelijker mee.”
Dekking is inmiddels werkzaam bij de gemeente Zoeterwoude.
5
. Ook het bieden van ondersteuning, bijvoorbeeld via introductiegesprekken en hand-outs, draagt hieraan bij. Daarnaast is een zorgvuldige en juridisch scherpe formulering van beleid van groot belang.
Effectieve sturing op andere woningmarktsegmenten is alleen mogelijk als de invoering, monitoring en handhaving van woningtoewijzingsregels goed zijn ingericht. Vaak heeft een gemeente onvoldoende inzicht in de bestaande particuliere huurwoningvoorraad: er is weinig informatie over huurprijzen en wws-punten. Het vergt een forse investering om de data op orde te brengen, een vergunningensysteem op te zetten en de handhaving goed te organiseren. In tijden van bezuinigingen en arbeidstekorten is dit voor veel gemeenten geen realistische optie. Dat betekent echter niet dat zij de sturing volledig hoeven loslaten. Door pragmatisch te kijken naar wat wel en niet mogelijk is, kan je als gemeente toch veel bereiken. Nieuwbouw biedt hiervoor een goed startpunt, aangezien dit overzicht intern al bestaat, vanuit de planmonitoring. Anoek Dekking van regio Holland Rijnland: “Wat je toevoegt, kun je monitoren en reguleren. Dat is de eerste stap die je kunt zetten”.
Bovendien kun je door voor nieuwbouw te kiezen aansluiten bij de nieuwe definities van ‘sociale huurwoning’ en ‘middeldure huurwoning’ in de aankomende Wet versterking regie volkshuisvesting. Deze definities omvatten niet alleen huurgrenzen, maar ook instandhoudingstermijnen. Door aan deze definities te voldoen, telt de nieuwbouw mee voor de instructieregels betaalbaar bouwen. Voor betaalbare koopwoningen beperkt de Huisvestingswet een mogelijke vergunningplicht tot alleen nieuwbouw.
Toewijzingsregels zorgen ervoor dat vrijkomende of nieuwe woningen bij de juiste doelgroep terecht komen. Maar wat ooit passend was, blijft dat vaak niet: gezinssamenstellingen, inkomens en woonbehoeften veranderen in de loop der tijd. Als er onvoldoende mogelijkheden zijn om door te stromen naar een woning die beter aansluit bij de actuele woonsituatie, ontstaat er een disbalans. Ervoor zorgen dat mensen passend blijven wonen leidt tot een betere benutting van de woningvoorraad en is essentieel voor een evenwichtige en toekomstbestendige woningmarkt.
Doorstroming draait om verhuisketens. Een verhuisketen begint bijvoorbeeld bij nieuwbouw, overlijden of emigratie. Hij eindigt wanneer een starter of iemand die zich nieuw vestigt, een woning betrekt. Hoe langer deze ketens zijn, hoe meer mensen uiteindelijk in een beter passende woning terechtkomen. Wanneer er geen passende alternatieven zijn, blijven senioren in grote (gezins-)woningen wonen, waardoor de gehele keten vastloopt: jonge huishoudens kunnen niet doorstromen naar grotere gezinswoningen, waardoor ook bestaande starterswoningen niet vrijkomen. Door de toenemende vergrijzing wordt dit probleem alleen maar groter. Het gevolg: veel grote(re) gezinswoningen worden bewoond door relatief kleine huishoudens.
Het op gang brengen van verhuisketens vraagt om gerichte stimulering van doorstroming. Dat klinkt eenvoudig, maar is in de praktijk complex. Verhuizen kost tijd, geld en energie, en vooral senioren zijn vaak minder verhuis-geneigd
Zie het WoonOnderzoek Nederland 2024.
6
. Het is daarom belangrijk om deze doelgroep te verleiden met aantrekkelijke woonopties én goed te ondersteunen, bijvoorbeeld met begeleiding op maat. In het onderstaande kader lees je meer over hoe de gemeente Leiden een doorstroommakelaar hiervoor inzet.
In de Leidse regio is de woningmarkt zeer krap. Tegelijkertijd wonen kleine huishoudens vaak in relatief grote woningen. Het gemeentelijk beleid richt zich daarom op een betere match tussen woningtype (woonoppervlak) en huishoudengrootte.
Doorstroming kun je stimuleren door ook nieuwe woningen te bouwen die voor senioren aantrekkelijk zijn, door specifieke toewijzing bij nieuwbouw (volgens de regionale huisvestingsverordening) en door de inzet van een doorstroommakelaar voor senioren.
De doorstroommakelaar onderhoudt persoonlijk contact met senioren, informeert hen actief over hun woonopties en maakt de stap naar verhuizen kleiner. Veel senioren willen graag verhuizen naar een geschikte (gelijkvloerse) woning, maar weten niet goed hoe. De doorstroommakelaar biedt ondersteuning bij het hele verhuisproces, van inschrijving op het woningaanbod tot uitleg over beschikbare financiële regelingen.
Deze aanpak blijkt effectief: tot oktober 2025 zijn er 57 verhuizingen van senioren gerealiseerd. Hoewel dit aantal bescheiden lijkt, heeft het een groot effect: dankzij deze verhuizingen zijn minimaal 300 mensen passender gaan wonen, door de verhuisketens die zijn ontstaan. In de vrijgekomen grote woningen wonen nu gemiddeld 3,2 personen in plaats van 1,3.
Nieuwbouw kan doorstroming op gang te brengen. Om dit op de meest efficiënte wijze te doen is het belangrijk om gericht te kijken naar de doelgroep; voor wie bouw je? Voor starters of doorstromers? En welke type woningen passen daarbij? Perry Hoetjes (RIGO) speekt in dit verband van een vals dilemma: vaak kiest men voor starters vanwege hun kwetsbare positie op de woningmarkt. Dat helpt hen direct, maar bevordert de doorstroming nauwelijks. Terwijl doorstroming juist óók starters helpt, omdat zij vaak aan het eind van een verhuisketen staan. Soms is het daarom verstandig om niet-intuïtief te bouwen: bijvoorbeeld woningen voor senioren, om zo verhuisketens op gang te brengen.
Om doorstroming beleidsmatig te verankeren, is vertrouwen nodig in de werking van verhuisketens. Daarop in te durven zetten vraagt om kennis van zaken. Die kennis is steeds breder beschikbaar, mede dankzij onderzoek
Zie bijvoorbeeld de publicatie Verhuisketens in beeld van abf research uit 2023, het artikel Nieuwe woning leidt tot vrijkomen van 1,4 andere woningen van het CBS uit 2025 en de whitepaper “Doorstroming: dé sleutel op de woningmarkt’ van de Stec Groep uit 2025.
7
en het CBS-dashboard Verhuisketens in Nederland
Zie het dashboard Verhuisketens in Nederland van het CBS.
8
. Ook RIGO’s verhuisketenmodel
Zie het artikel Wat is een goed bouwprogramma, waarin RIGO het verhuisketenmodel kort toelicht.
9
is een nuttig instrument. Met dit model kunnen gemeenten berekenen welke bestaande woningen vrijkomen bij welk type nieuwbouw. Bijvoorbeeld: hoeveel woningzoekenden help je met 100 eengezinskoopwoningen, en hoe verhoudt zich dat tot de bouw van 100 kleine huurappartementen?
Driekamerwoningen zijn de zogenaamde ‘labradors van de woningmarkt’: ze zijn veelzijdig (inzetbaar voor 1- en 2-persoonshuishoudens in alle leeftijdscategorieën) en populair, al is de bouw ervan meestal duurder dan van bijvoorbeeld studio’s. Op welk soort woningen je moet inzetten hangt af van de lokale situatie: hoe de woningvoorraad eruitziet en welke (inkomens)groepen je aan het eind van de keten wilt helpen.
Zoveel ouderen, zoveel woonwensen. Sommige senioren willen tussen andere leeftijdsgroepen wonen. Andere senioren willen graag met andere ouderen wonen en hechten aan voor hun levensfase belangrijke voorzieningen. Geef senioren iets te kiezen: qua huur of koop, goedkoop of duur. Niet alle ouderen komen immers in aanmerking voor een sociale huurwoning.
Met voorrang vooruit: van groot naar passend: dat is het motto van de doorstroomregeling voor senioren van Woonplus Schiedam. De regeling richt zich op huurders van 55 jaar en ouder die wonen in een schaarse woning van Woonplus Onder een schaarse woning rekent Woonplus in grote lijnen appartementen, maisonnette woningen en eengezinswoningen met 4, 5 of 6 kamers. 10 . De aanpak bouwt voort op de eerdere ‘pilot senioren’, die tussen 2017 en medio 2021 leidde tot directe bemiddeling bij 35 huurders.
De regeling combineert gericht beleid en regelgeving met samenwerking tussen partijen, een integrale aanpak, maatwerk en het gebruik van zowel kwantitatieve als kwalitatieve data. Denk bij dat laatste aan het in kaart brengen van de doorstroomopgave, gesprekken met doorstromers en monitoring van de verhuisketens.
Tussen mei 2022 en eind 2023 heeft Woonplus via deze regeling voor 42 huishoudens succesvol bemiddeld. Daarnaast staan 47 huurders op een wachtlijst en zijn er 186 aanvragen binnengekomen voor een gesprek met de seniorenmakelaar. Dit heeft geleid tot het vrijkomen van 24 eengezinswoningen, 8 appartementen, 3 boven- of benedenwoningen en 7 maisonettes — waarvan ruim driekwart vier kamers heeft, en de rest vijf of zes.
Door het verzamelen en analyseren van data heeft Woonplus goed inzicht in de effectiviteit van de regeling en in de daadwerkelijke verhuisbewegingen. Daaruit blijkt dat het tijd kost om senioren ‘in beweging’ te krijgen, en dat de doorlooptijd van verhuisketens lang is. Een pilot van één of twee jaar blijkt dan ook te kort om de effecten goed te kunnen beoordelen.
Meer inzichten lees je in het artikel Woonplus Schiedam kiest voor maatwerk bij doorstroomaanpak.
Doorstroming ontstaat niet vanzelf, maar vraagt om een combinatie van maatregelen die afgestemd is op de lokale situatie: bijvoorbeeld verhuisbegeleiding, financiële prikkels zoals huurbehoud of verhuisvergoedingen en voorrangsregels voor specifieke doelgroepen in de huisvestingsverordening. Slimme combinaties van instrumenten kunnen twijfelende huurders over de streep trekken. “Het hele plaatje moet kloppen”, zegt Perry Hoetjes van RIGO. Bewoners hebben vaak genoeg redenen om níet te verhuizen, de uitdaging is om verhuizen zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Voor gemeenten, corporaties en andere betrokkenen is het belangrijk om kosten en baten inzichtelijk en bespreekbaar te maken. Hoetjes: “Als we uitrekenen hoeveel zorgkosten we besparen door doorstroming, dan moet je niet zuinig zijn met verhuisvergoedingen of woonlastengewenning”. Het is ook zinvol om de kosten van het op gang brengen van doorstroming, en het daarmee vrijmaken van bepaalde woningtypen, af te zetten tegen de kosten van nieuwbouw van vergelijkbare woningen. Om deze inschattingen te kunnen maken, zijn data essentieel. Langjarige pilots en zorgvuldige monitoring, zoals in het bovenstaande praktijkvoorbeeld uit Schiedam (zie kader), kunnen helpen om inzicht te creëren.
Gemeenten, woningcorporaties en marktpartijen verspreid over het hele land trekken gezamenlijk op om doorstroming te realiseren. Door van elkaars ervaringen te leren, kunnen zij efficiënter inzetten op het bevorderen hiervan.
De afgelopen jaren heeft Platform31 de hierover beschikbare kennis en ervaringen inzichtelijk en toegankelijk gemaakt. Onder het kopje ‘Ook interessant’ vind je links naar hiervoor bruikbare publicaties, onder andere met praktijkvoorbeelden.
Sturingsinstrumenten kunnen waardevolle middelen zijn om beleidsdoelen te bereiken, maar zijn geen doel op zich. Het is daarom essentieel om bij de inzet van instrumenten te bepalen hoe ze bijdragen aan specifieke beleidsdoelen en hoe verschillende maatregelen zich tot elkaar verhouden.
Doelen als efficiëntie en rechtvaardigheid kunnen op gespannen voet met elkaar staan. Voorrang geven aan urgente groepen is vanuit rechtvaardigheid vaak begrijpelijk, maar draagt niet per definitie bij aan een efficiënt gebruik van de bestaande woningvoorraad. Andersom kan het bevorderen van doorstroming, door verhuisketens op gang te brengen, efficiënt zijn, maar als onrechtvaardig worden ervaren. Voorrang geven aan senioren zonder acute woningnood, die vaak in ruime en betaalbare woningen op goede locaties wonen kan scheve ogen opleveren, terwijl het indirect juist meerdere mensen aan een passende woning helpt.
Om instrumenten effectief in te zetten, moet helder zijn welke doelen je nastreeft en wat de beoogde effecten zijn. Draagt de maatregel daadwerkelijk bij aan het doel — of zelfs aan meerdere doelen? Doorstroming van senioren naar passende (gelijkvloerse) woningen kan bijvoorbeeld ook leiden tot lagere zorgkosten. Ook is het belangrijk om de bredere impact op de woningmarkt mee te nemen. Andere relevante vragen: zijn maatregelen uitvoerbaar? En als uitvoering te complex is, is de maatregel dan nog doelmatig?
Maak hierin evenwichtige keuzes en houd oog voor het gehele speelveld. Samenwerking binnen de regio en provincie is essentieel. De vraagstukken en bevoegdheden beperken zich immers niet tot de gemeentegrenzen. En ook zorgpartijen, huurdersorganisaties, ontwikkelaars en makelaars zijn hierbij belangrijke partijen. Zeker omdat het niet alleen om sociale huur gaat: juist in de koop is en wordt de doelgroep senioren steeds groter.
Onderzoeks- en adviesbureau RIGO heeft in opdracht van de provincie Zuid-Holland een online Instrumentenkoffer betaalbare woningvoorraad ontwikkeld Instrumentenkoffer betaalbare woningvoorraad 11 . Via vijf inhoudelijke ‘knoppen’ – van het verbeteren van de ruimtelijke spreiding van betaalbare woningen tot het toevoegen van nieuwe woningen – krijgen gemeenten toegang tot een scala aan oplossingen en instrumenten voor de realisatie, het behoud en de optimale benutting van betaalbare woningen.
De Instrumentenkoffer betaalbare voorraad biedt naast inhoudelijke informatie en overzicht, ook praktijkvoorbeelden en informatie over de manier waarop je instrumenten lokaal kunt toepassen. De instrumentenkoffer is voor iedereen toegankelijk en toepasbaar voor alle gemeenten, zowel binnen als buiten de provincie Zuid-Holland.
Bekijk voor meer info de live-demonstratie van de instrumentenkoffer uit het webinar ‘Betaalbare woonruimte in Zuid-Holland’ terug (ca. 17 minuten).
Dit artikel is het tweede in een reeks van twee artikelen en is gebaseerd op een webinar en vier thematische sessies die Platform31, in opdracht van de provincie Zuid-Holland en in samenwerking met RIGO, organiseerde.
Tijdens de bijeenkomsten op verschillende locaties in de provincie gingen Zuid-Hollandse gemeenten met elkaar in gesprek over actuele thema’s rond betaalbare woningbouw. Ze deden kennis op via presentaties van experts en collega-ambtenaren, die hun ‘best practices’ deelden.
De thema’s kwamen voort uit een uitvraag onder Zuid-Hollandse gemeenten en werden aangekondigd bij de aftrap van de kennissessies.
De vier sessies gingen over:
Dit artikel vat de lessen en inzichten samen over de gerichte toewijzing van betaalbare woonruimte en het realiseren van gewenste doorstroming. Het eerste artikel vat de inzichten over het sturen op een betaalbaar woningbouwprogramma samen, en vind je hier.