Regio Deals, diversiteit in doelen en gebieden (eenmalige uitkering)
Regio Deals zijn een samenwerking tussen het Rijk, regionale overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Ze zijn bedoeld om uiteenlopende opgaven aan te pakken, waaronder het terugdringen van sociaaleconomische achterstanden en het verbeteren van de fysieke leefomgeving.
De Regio Deals vloeien voort uit de wens van kabinet Rutte III om in de samenwerking tussen Rijk en regio meer maatwerk te bieden. In totaal is er in de periode van 2018-2022 950 miljoen euro budget beschikbaar vanuit het Rijk voor de verschillende Regio Deals.

Tot nu toe zijn er 30 deals gesloten. In elke Regio Deal wordt maximaal 50% bijgedragen vanuit het Rijk. De rest moet worden bijgedragen door de regio zelf.
Vanuit de Regio Deals gaat er extra geld vanuit het Rijk naar 7 van de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden, namelijk naar: ‘ZaanIJ’ (Zaandam Oost), ‘Rotterdam-Zuid’, ‘Den Haag Zuid-West’, ‘Vitale wijken Overvecht, Batau en Vollenhove’ (Utrecht Overvecht & Nieuwegein Centrale As), ‘Groningen-Noord’ en ‘Parkstad’ (Heerlen Noord).
In totaal is er ongeveer 173 miljoen euro beschikbaar gesteld door het Rijk voor deze gebieden (waarvan 130 miljoen euro voor Rotterdam-Zuid). De toekenningen zijn eenmalig. Om meer inzicht te krijgen in de besteding van deze budgetten is in onderstaande grafiek een indeling per domein gemaakt en een indicatie gegeven van de hoogte van de rijksbijdrage op basis van de initiële startdocumenten van de Regio Deals. Vanuit de Regio Deals wordt specifiek gekeken naar de behoefte van een regio. Hierdoor worden de vrijgemaakte budgetten ook gericht ingezet op de opgaven die daar een belangrijke rol spelen. Daardoor ontstaan er verschillen in de verdeling van het geld tussen de verschillende stedelijke vernieuwingsgebieden. Daarnaast zien we dat de Regio Deals uitgewerkt zijn als een samenhangende aanpak. Dit stimuleert gemeenten om problematiek integraal aan te pakken. Het risico is echter wel dat de Regio Deals door gemeenten als los ‘project’ of ‘programma’ worden gezien, terwijl er in de wijk wellicht al andere programma’s lopen (o.a. vanuit de landelijke programma’s gericht op doelgroepen) op dezelfde domeinen. Tot slot zien we dat niet alle stedelijke vernieuwingsgebieden geld ontvangen vanuit de Regio Deals, maar ook dat de hoeveelheid geld per Regio Deal aanzienlijk verschilt. Ook zijn de Regio Deals geen structurele bijdrage, waardoor de door Uyterlinde, Boutellier en De Meere (2021) als belangrijk beschreven langetermijnvisie in het geding komt.


Volkshuisvestingsfonds (eenmalige uitkering)
Het Volkshuisvestingsfonds (officieel: Regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting) is bedoeld voor de verbetering van de woonkwaliteit, leefomgeving en verduurzaming van stedelijke gebieden en grens- en krimpregio’s (uitkering 2021/2022 – totaalbudget 450 miljoen euro).
Gebieden die vallen onder de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden en/of grens- en krimpregio’s maakten volgens de regeling een grotere kans om de aanvraag toegekend te krijgen. Het nieuwe regeerakkoord belooft een verlenging van het Volkshuisvestingsfonds. Geld uit het Volkshuisvestingsfonds moet primair worden ingezet ter verbetering en verduurzaming van de woningvoorraad (herstructurering van wijken; domeinen duurzaamheid en wonen). Daarnaast is het mogelijk om met een goede onderbouwing ook de openbare ruimte te verbeteren (domein leefomgeving & openbare ruimte). De ingrepen moeten onderdeel uitmaken van een bredere aanpak op het gebied van leefbaarheid in de wijk, maar het geld is niet bedoeld voor de bredere aanpak zelf.
Het geld kan op drie manieren besteed worden:
- Transformatie: veranderen van een gebouw naar een gebouw met woonfunctie
- Sloop/nieuwbouw: slopen van een gebouw en op die plek een nieuw gebouw plaatsen met een (gedeeltelijke) woonfunctie
- Renovatie: gericht op de verbetering van de energieprestatie, achterstallig onderhoud en schimmelproblematiek

Huiseigenaren zullen in de meeste gevallen een subsidie bij de gemeente kunnen aanvragen ten behoeve van deze onderdelen. Je kunt als gemeente ook een bijdrage krijgen voor het ‘inponden’ van particuliere woningen (aankopen van particuliere woningen door de gemeente of woningcorporatie). Harde criteria voor leefbaarheidsverbetering werden niet gesteld. Gemeenten moesten zelf aantonen hoe de investeringen de leefbaarheid in het gebied zouden verbeteren. In totaal is beoogd om met het geld vanuit het fonds 20.000 woningen te renoveren (80% particulier, 20% corporatiewoningen). De inzet is daarnaast om 1940 nieuwe woningen te bouwen en 40 woningen te transformeren.
Van de stedelijke vernieuwingsgebieden krijgen 12 gebieden geld vanuit het volkshuisvestingsfonds (totaal bijna 290 miljoen euro).
Hoewel er in de aanvraag voorkeur is gegeven aan gemeenten die een bredere domeinoverstijgende aanpak hadden voor het gebied, is het geld zelf niet direct bedoeld voor die domeinoverstijgende aanpak. Gemeenten worden door de aanvraagprocedure wel gestimuleerd om een integrale aanpak te ontwikkelen waar het Volkshuisvestingsfonds onderdeel van is, maar moeten de budgetten voor de bredere aanpak elders zien te vinden. Daarentegen moest de aanpak zelf wel goed in elkaar steken, anders werd de aanvraag niet gehonoreerd (ondanks het feit dat de stedelijke vernieuwingsgebieden evenals grens- en krimpregio’s voorrang kregen).
Programma Aardgasvrije Wijken (eenmalige uitkering)
In het Klimaatakkoord is vastgelegd dat alle woningen in Nederland in 2050 losgekoppeld moeten zijn van het aardgasnet. Het Rijk kiest hierbij voor een wijkgerichte aanpak. Maar in veel wijken die ‘van het aardgas af’ gaan en waar de buitenruimte klimaatbestendig moet worden, is de energietransitie niet de enige opgave. Juist in kwetsbare wijken – waar bewoners kampen met sociale achterstanden, de leefbaarheid en veiligheid te wensen overlaat en de woningvoorraad verouderd is – liggen grote kansen voor een dubbelslag. Het interbestuurlijke Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) is een samenwerking tussen het ministerie van BZK, EZK, het interprovinciaal overleg, de unie van Waterschappen en de VNG.

Het doel van het programma is het ondersteunen van gemeenten met het aardgasvrij maken van hun wijken. Deze ondersteuning wordt geleverd door zogenoemde proeftuinen (specifieke wijken binnen deelnemende gemeenten) een rijksbijdrage te bieden. Ook zijn de proeftuinen verbonden aan een kennis- en leerprogramma. Er zijn inmiddels drie rondes
proeftuinen gekozen en gestart, waaronder zes wijken die ook (deels) binnen de kwetsbare gebieden vallen (domein duurzaamheid): Rotterdam-Zuid (ca. 6 miljoen – 2018), Eindhoven Woensel Zuid (ca. 6 miljoen – 2022), Groningen Noord (ca. 5 miljoen – 2018), Den Haag Zuid-West (ca. 5 miljoen – 2018), Utrecht Overvecht (ca. 5 miljoen – 2018), en ca. 4 miljoen – 2022).
De totale rijksbijdrage van de eerste, tweede en derde tranche is ca. 320 miljoen euro. Hierbinnen vallen ook de proceskosten, zoals de planfase en het opzetten van een participatieproces. Het grootste deel van de rijksbijdrage komt niet in de stedelijke vernieuwingsgebieden terecht.
Woningbouwimpuls voor gemeenten (eenmalige uitkering)
Gemeenten kregen vanaf 2019 de mogelijkheid een aanvraag te doen voor subsidie om de onrendabele top van de bouw van betaalbare woningen (maximaal 50%) te financieren (domein wonen). Het geld wordt toegekend, mits er een duidelijk afgebakend project is, waar een publiek financieel tekort voor bestaat. Ook moet de gemeente zelf minimaal 50% bijdragen van het totaalbedrag. De toewijzing ging in meerdere tranches. De eerste drie zijn toegekend, waarna het oorspronkelijke budget op was. In de eerste tranche (2019) was het totale budget 336 miljoen euro. In de tweede tranche (2020) 266 miljoen euro en de derde tranche (2021) 253 miljoen euro. In de vierde tranche (2022) wordt er 250 miljoen euro extra vrijgemaakt. De uitkering is eenmalig en de regeling loopt tot 31 december 2023.

Van de toegekende aanvragen bestaan zes aanvragen uit plannen voor kwetsbare wijken.
Het geld dat vrijkomt voor de Woningbouwimpuls is niet gekoppeld aan een bredere aanpak in het gebied. Dit betekent dat gemeenten de nieuwbouw als losse projecten kunnen behandelen. Daarnaast zien we dat lang niet alle gemeenten gebruikmaken van deze Woningbouwimpulsregeling en dat Amsterdam slechts kleine bedragen heeft aangevraagd. Dit kan ermee te maken hebben dat het woningbouwimpuls bedoeld is om nieuwe woningen te bouwen en dit niet overal nodig is. Daarnaast moet het geld gebruikt worden voor goedkope woningen (sociale huur) terwijl de wijken al veel sociale huurwoningen bevatten.

Veelheid aan Rijksregelingen pakt verschillend uit in 16 gebieden
Zoals de inventarisaties in dit artikel laten zien, landen niet alle gebiedsgerichte financiële regelingen in alle 16 stedelijke vernieuwingsgebieden. In onderstaande grafiek is een eerste indicatie van de optelsom van deze geldstromen per gebied en per inwoner weergegeven. Een eerste blik laat zien dat Rotterdam-Zuid er qua totaalbedrag bovenuit springt. Daarnaast weten ook Amsterdam Zuidoost, Zaandam Oost en Den Haag Zuid- West veel gebiedsgerichte middelen naar zich toe te trekken. Amsterdam Nieuw-West en Nieuwegein Centrale As ontvangen de minste gebiedsgerichte middelen. Op basis van het bedrag dat de gebieden krijgen per inwoner ontstaat echter een ander (meer gelijkmatig verdeeld) beeld, met Lelystad Oost bovenaan. Opvallend is dat Amsterdam Nieuw-West met 160.000 inwoners bijna geen gebiedsgerichte middelen weet aan te trekken.
Het verschil in de verdeling van de gebiedsgerichte middelen per gebied laat zien dat het Rijk inzet op de verdeling van de middelen naar aanleiding van de onderbouwing van de aanpak in de aanvraag door de gebieden zelf. Het kwetsbaar zijn van een gebied leidt niet vanzelfsprekend tot het ontvangen van meer middelen. De aanvraag en onderbouwing blijken een belangrijke rol te spelen in de toekenning.


Beperkte sturing op brede domeinoverstijgende wijkaanpak in financiële zin
In deze inventarisatie hebben we niet alleen gekeken naar het totaalbedrag van de beschikbare budgetten per gebied, maar ook naar de manier waarop het geld besteed mag worden. Op basis van de verschillende voorwaarden die verbonden zijn aan de budgetten en afspraken in de verschillende deals hebben we de gebiedsgerichte financieringsstromen gekoppeld aan de verschillende opgaven zoals beschreven op WijkWijzer. De optelsom hiervan wordt weergegeven in onderstaande grafiek. We zien dat het overgrote deel van de gebiedsgerichte financieringsstromen besteed wordt binnen de domeinen duurzaamheid en wonen, en daarna onderwijs en werk. De besteding op de andere domeinen komt vooral voort uit de Regio Deals, die – in tegenstelling tot de andere gebiedsgerichte financieringsstromen – wél een bredere domeinoverstijgende wijkaanpak stimuleert. Hier is terug te zien dat gebieden als Den Haag Zuid-West, Utrecht Overvecht, Nieuwegein Centrale-As en Groningen Noord met hun aanvragen voor rijksbudgetten zich richten op een bredere besteding dan alleen wonen of verduurzaming. Dit budget vanuit de Regio Deals komt echter niet in alle wijken terecht en zijn meestal (op Rotterdam Zuid na) niet substantieel hoog.

Vooralsnog is er van sturing op een brede domeinoverstijgende wijkaanpak – waarin fysieke en sociale programma’s en beleidsdomeinen worden gekoppeld aan grote gebiedsgerichte financieringsstromen – zoals betoogd in de ‘Synthese analyse 16 stedelijke vernieuwingsgebieden: totaalbeeld’ van Rebel nog geen sprake. Een groot aantal gebieden heeft door middel van de gebiedsgerichte financieringsstromen alleen extra rijksbudget voor wonen en duurzaamheid kunnen realiseren en vindt in de gebiedsgerichte financieringsstromen nog niet het benodigde geld voor de andere domeinen, zoals weergegeven in onderstaande grafiek uit het rapport. Dit wil overigens niet zeggen dat de andere thema’s niet aan de orde komen in hun gebiedsgerichte aanpakken. Op de andere thema’s wordt met gemeentegeld vanuit het gemeentefonds en/of geld vanuit landelijke programma’s zoals beschreven in het rode kader wel degelijk geld gevonden en ingezet voor hun aanpakken.

Tot slot: leefwereld centraal?
De urgentie om meer gebiedsgerichte focus aan te brengen in inzet en ondersteuning vanuit het Rijk op diverse domeinen wordt voorzichtig sterker. Het coalitieakkoord spreekt van een brede domeinoverstijgende wijkaanpak en in de kamerbrief van minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) over de aanpak voor de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening komt het nationaal programma leefbaarheid en veiligheid aan de orde. Voorlopig lijkt de focus van het Rijk, met het programma Leefbaarheid en Veiligheid, te vallen op zestien stedelijke gebieden. Desalniettemin kunnen andere gebieden ook aanspraak maken op de gebiedsgerichte financieringsstromen. In de synthesestudie ‘Perspectief bieden’ wordt gesteld dat de nieuwe wijkaanpak vraagt om een langdurige domeinoverstijgende aanpak waarin (de leefwereld van) de bewoner centraal staat in plaats van het gebied zelf. Ook een focus op snel ‘meetbaar’ resultaat staat een brede aanpak in de weg. Dit leidt ons tot de vraag of de huidige wijze van financiering door het Rijk voldoende ruimte biedt om die leefwereld van bewoners ook daadwerkelijk langdurig centraal te stellen in alle kwetsbare wijken? We zien dat de reguliere en gebiedsgerichte budgetten niet automatisch leiden tot een domeinoverstijgende aanpak, met als uitzondering de Regio Deals. Binnen gemeenten kunnen verschillende teams met de verschillende budgetten werken zonder dit precies van elkaar te weten, terwijl interventies in het ene domein wel positieve of negatieve impact in het andere domein kunnen opleveren. Bovendien moeten gemeenten een steeds groter aantal verschillende aanvragen doen die ook op verschillende manieren verantwoord moeten worden. Niet alle budgetten zijn meerjarig georganiseerd, waardoor geld voor een langdurige aanpak steeds opnieuw moet worden gevonden. Dit staat een meerjarige aanpak in de weg. Uit de inventarisatie blijkt bovendien dat de aanvullende gebiedsgerichte rijksgeldstromen een sterke focus op het realiseren van fysieke ingrepen in de gebieden hebben. Bundeling van deze geldstromen zou doelmatiger kunnen zijn om opgaven aan te pakken om zo de gewenste integrale, effectieve en langdurige aanpak en daarmee rijkscommitment met een integraal, structureel budget te kunnen realiseren.