Onderzoek woonbehoeften aandachtsgroepen basis voor regionale afspraken in Groningen
Groningse gemeenten, provincie en corporaties zetten zich samen in voor het realiseren van voldoende woningen voor aandachtsgroepen.
Resultaten landelijke uitvraag: 'Woonbehoefteonderzoeken Zorgdoelgroepen'
Platform31 voerde in opdracht van de ministeries BZK, VWS en het G40-stedennetwerk een nulmeting uit om inzicht te krijgen hoe gemeenten en hun partners de woonvraag voor zorgdoelgroepen in beeld brengen. We benaderden professionals van gemeenten en woningcorporaties met het verzoek een vragenlijst in te vullen. Voor een derde van de gemeenten in Nederland, waaronder de helft van de G4 en G40, verkregen we door het onderzoek een goed inzicht hoe zij de woonvragen voor zorgdoelgroepen onderzoeken. We stelden de volgende vragen gesteld:
In twintig procent van de gemeenten blijkt een woonbehoefte-onderzoek voor zorgdoelgroepen te zijn uitgevoerd. In verreweg de meeste onderzoeken zijn ouderen de belangrijkste onderzoeksgroep, gevolgd door mensen met een psychische of verstandelijke beperking. Vaak gebeurt dit onderzoek in opdracht van de gemeente in samenwerking met de woningcorporatie. Maar welk inzicht leveren de onderzoeken nu op?
Opvallend is dat de knelpunten op het sociale en fysieke vlak vaak onbekend zijn en/of regelmatig niet zijn onderzocht. Voorbeelden hiervan zijn vereenzaming of het ontbreken van goede, toegankelijke looproutes, waardoor langer thuis blijven wonen moeilijker is. Een deel van de respondenten geeft aan dat zij in toekomstig onderzoek meer aandacht willen besteden aan kwalitatieve behoeften en wensen van de zorgdoelgroepen. Het gaat bijvoorbeeld over de vraag welke ‘plus’ op de woning nodig is. Hiermee bedoelen we de extra toevoegingen aan de woonomgeving die deze geschikter maakt voor de doelgroep. Bijvoorbeeld het toevoegen van een oproepdienst of activiteiten of een specifieke wijkaanpak.
Ook wanneer de bouwopgave bekend is, blijkt het daadwerkelijk realiseren van de juiste woningen in de praktijk weerbarstig. De corporatie(s) waar de gemeente mee samen werkt kan/kunnen bijvoorbeeld niet of nauwelijks investeren in nieuwbouw. Of de corporatie bouwt liever niet voor heel specifieke zorgdoelgroepen. Verder ontbreekt het vaak aan geschikte bouwlocaties voor nieuwbouw en/of is binnen de gemeente discussie over het ter beschikking stellen van de gronden en de prijsstelling die daarbij hoort.
De verhuisbereidheid bij (oude) ouderen is in het algemeen erg laag. Eén van de respondenten gaf aan dat de doorstroom vanuit koopwoningen naar huurwoningen binnen hun gemeente niet of nauwelijks aan de orde is vanwege de lage hypotheeklasten. Een ander merkt op dat de meeste ouderen niet of pas heel laat verhuizen. Ze verhuizen pas als het echt niet anders kan. En op het moment dat zij daadwerkelijk afhankelijk worden van een geschikte (beter toegankelijke) woning, is deze niet verkrijgbaar.
Bij woonvragen van zorgdoelgroepen gaat het naast het bepalen van de feitelijk benodigde aantallen woningen vaak om een verdeelvraagstuk op verschillende schaalniveaus variërend van buurt tot afstemming tussen gemeenten. Welke buurtvoorzieningen zijn bijvoorbeeld aanwezig? Is het zinvol woningen aan te passen die niet in de nabijheid van huisarts, winkel of ontmoetingsruimte liggen? Welke woonvormen voor speciale doelgroepen zijn nodig en welke gemeente ontwikkelt deze woonvorm? (bijvoorbeeld Skaeve Huse, of specifieke doelgroepen als autistische jongeren)
Veel gemeenten worstelen met een gespannen woningmarkt. Het is in die gemeenten gemiddeld al moeilijk om aan een woning te komen. De opgave om voor kwetsbare mensen die (weer) zelfstandig thuis gaan wonen een woning te vinden, komt daar nog eens bovenop. Denk hierbij aan uitstroom uit de Maatschappelijke Opvang. Het aantal ‘bijzondere verhuringen’ is de afgelopen sterk toegenomen, waardoor ook grote druk is ontstaan op reguliere verhuringen. Ook hier gaat het om het verdelen van de schaarse middelen (als een betaalbare woning).
Tot slot hebben wij in het onderzoek gevraagd naar de intensiteit en procesfasering van de samenwerking met andere partijen binnen de opgave. Opvallend is dat het overgrote deel van de respondenten aangeeft dat in hun gemeente op de onderzochte thema’s wordt samengewerkt (voldoende woningen en gewenste woonvormen, een toegankelijke omgeving met nabije voorzieningen en werken aan een prettige sociale omgeving), maar dat de samenwerking nog aan het begin staat. Gemeenten en corporaties geven aan dat de vertaling naar een concrete aanpak vaak nog niet is gemaakt. Lokale partijen agenderen veel onderwerpen, maar het komt niet tot een echte aanpak.
Verschillende gemeenten geven aan de samenwerking met corporaties en zorgorganisaties lastig te vinden: hoe zorg je dat partijen zich gezamenlijk eigenaar voelen van een uitvoeringsplan? Meerdere keren wordt door de respondenten benoemd dat een aanjager een belangrijke voorwaarde is voor het (vervolg)proces.
"*" geeft vereiste velden aan