De (on)mogelijkheden van lokale gegevensuitwisseling
Holleman vertelt: “Zorg- en Veiligheidshuizen werken regionaal en kunnen door het veelvoud aan aanvragen simpelweg niet alle casussen bespreken. Onze lokale partners zien vaak gevallen (met name in buurten waar problematiek zich concentreert) die binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen niet worden besproken. De samenwerking in het Zorg- en Veiligheidshuis richt zich, zoals vastgesteld in het eerdergenoemde Landelijk Kader, op casuïstiek waar een (hoog) veiligheidsrisico is en samenwerking over de domeinen van gemeente, justitie en zorg nodig is (zware multiproblematiek). Veel gevallen zijn, gelukkig, nog niet zo geëscaleerd. Om dat ook te voorkomen is het echter wel wenselijk dat er afstemming plaatsvindt tussen de verschillende betrokken partijen.”
In Den Haag doet dit probleem zich vooral voor op het gebied van jongeren en jeugdgroepen. In deze gevallen is het wenselijk dat er al eerder (preventieve) maatregelen genomen worden om te voorkomen dat zij dieper terechtkomen in het criminele circuit of uiteindelijk als ‘zware’ casus opgepakt worden binnen het Zorg- en Veiligheidshuis. “Vaak zijn er wel heel serieuze indicaties – zoals het aantreffen met een steekwapen – op zak,” vervolgt Holleman, “maar is er wellicht nog geen sprake van zware multiproblematiek om doorverwijzing naar het Zorg- en Veiligheidshuis te rechtvaardigen. Tegelijkertijd willen we jeugdcriminaliteit reduceren en goed zicht krijgen en houden op risicojongeren. Na de invoering van de AVG dachten sommige ketenpartners dat gegevensdeling enkel nog mocht gebeuren in het Zorg- en Veiligheidshuis, tegelijkertijd voldeden niet al hun casussen aan de criteria van aanmelding of gingen na weging niet door naar het casusoverleg van het Zorg- en Veiligheidshuis. Daardoor ontstond in Den Haag de wens om een lokale structuur te ontwikkelen waarbinnen informatie tussen partners wél gedeeld kan worden zonder de privacywetgeving te overtreden.” De aanpak is in nauwe verbinding met het Zorg- en Veiligheidshuis zodat gemakkelijk kan worden op- en afgeschaald, als nodig en mogelijk.
Convenant Persoonsgerichte Aanpak Lokaal Den Haag
Om gegevensuitwisseling mogelijk te maken voor lokaal preventief ingrijpen, heeft de gemeente samen met partners het Convenant Persoonsgerichte Aanpak Lokaal Den Haag (PGA Lokaal Den Haag) opgesteld. In dit convenant zijn een duidelijk werkproces, privacyprotocol en geheimhoudingsverklaringen opgenomen. Deze vormen gezamenlijk de spelregels voor het mogen delen van gegevens. De spelregels zijn vervolgens getoetst door juristen en functionarissen gegevensbescherming. Het convenant onderbouwt wat het doel is van de gegevensuitwisseling op basis van verschillende wettelijke of publieke taken en laat zien hoe de gegevensuitwisseling voldoet aan de huidige wetgeving.
Holleman legt uit: “Een wettelijke grondslag construeer je door te redeneren vanuit de wettelijke of publieke taken van de verschillende partners. In het convenant wordt per fase en per organisatie heel duidelijk beschreven welke informatie gedeeld mag worden, met wie en met welke doelstelling. Ook is het belangrijk dat de aanpak heel transparant wordt opgezet.” In het convenant wordt geredeneerd vanuit de publieke taken van de driehoekpartners, waaronder de handhaving van de openbare orde en veiligheid, de coördinatie, regie en participatie bij hulpverlening en opvang en de taken op het gebied van leefbaarheid. Criminaliteit, overlast en andersoortige verstoringen vormen een bedreiging voor de openbare orde in de woon- en leefomgeving in de gemeente Den Haag. De in het convenant genoemde partners zijn mede betrokken om een veilige en leefbare woon- en leefomgeving tot stand te brengen. Om deze gezamenlijke taak uit te voeren is op casusniveau afstemming op basis van uitwisseling van informatie tussen de partners noodzakelijk, ieder vanuit zijn/haar eigen taakveld, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Met dit convenant, dat is geïnspireerd op de afspraken binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen, kunnen minder complexe casussen op lokaal niveau besproken worden. Holleman vertelt: “Een ketenpartner meldt een mogelijke casus aan bij de PGA-regisseur. Pas na triage van de PGA-regisseur (‘is dit een casus voor PGA Lokaal Den Haag, een ander gremium of het Zorg- en Veiligheidshuis?’) kan er sprake zijn van mogelijke gegevensuitwisseling tussen de verschillende ketenpartners. Er worden binnen de PGA Lokaal Den Haag minder gegevens gedocumenteerd en vastgelegd dan binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen. Er worden geen databases samengevoegd of iets dergelijks. We halen enkel uit zorgvuldigheid informatie uit de gemeentelijke basisadministratie, via het PGAx-systeem, zodat we de juiste gegevens van de te bespreken persoon of personen tot onze beschikking hebben.” De casussen bij PGA Lokaal Den Haag zijn minder complex dan de casussen die bij het Zorg- en Veiligheidshuis worden besproken. Daarom is het niet gepast om alle leefgebieden te bespreken en alle gegevens met elkaar te delen en vast te leggen. Hiermee wordt tevens tegemoetgekomen aan een van de uitgangspunten van het convenant: de te delen gegevens worden tot het minimum beperkt.
Naast de redenering vanuit de taken, helpt het als landelijke wetgeving de wettelijke basis versterkt. De nieuwe Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) biedt hiervoor mogelijk uitkomst. Omdat de PGA Lokaal Den Haag niet (letterlijk) genoemd wordt in de WGS, maar slechts vergelijkbaar is met de aanpak van de Zorg- en Veiligheidshuizen die wel in de wet genoemd worden, is het, volgens onze juristen, echter nog de vraag of de wet ook van toepassing is op de PGA Lokaal Den Haag.” Wanneer de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden wordt aangenomen, zal vervolgens bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden bepaald welke samenwerkingsverbanden onder deze kaderwet zullen vallen.