Twaalf urgente aandachtspunten voor een nieuw kabinet
Onze aanbevelingen voor een nieuw kabinet: maak scherpere keuzes, pak regie, investeer gericht. En benut de energie uit de samenleving.
Diverse complexe maatschappelijke opgaven vragen om actie en daadkracht van een nieuw kabinet. Met de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur en de rijksbegroting in de hand, maakt Platform31 de balans op: Wat zijn de grote uitdagingen op het gebied van wonen, economie, duurzaamheid en sociale vraagstukken? Wat heeft het huidige (demissionaire) kabinet voor elkaar gekregen en waar ligt de focus in de rijksbegroting. In vier artikelen zetten we dat op een rij, vanuit onze expertise in praktijk, beleid en wetenschap. Met aanbevelingen voor een nieuw kabinet. In dit artikel aandacht voor een duurzame samenleving.
Nederland staat voor grote veranderingen om de samenleving op een houdbare manier in te richten. Denk aan transities als antwoord op de dreiging van klimaatverandering, aantasting van onze leefomgeving en gezondheid, risico’s van overstromingen en aantasting van de biodiversiteit. Om deze redenen heeft Nederland zich gebonden aan diverse klimaat- en duurzaamheidsdoelen en richtsnoeren voor beleid.
Platform31 ziet in de praktijk van steden en regio’s dat het in de uitvoering vooral hapert op drie punten:
Hieronder lichten we deze vraagstukken kort toe.
Het elektriciteitsnet raakt overbelast, waardoor duurzame projecten vertraging oplopen. Alleen met een meervoudige aanpak en meer centrale regie kan het Rijk de netcongestie structureel oplossen. Versnelling van de aanleg van warmtenetten is essentieel; de nieuwe Wet collectieve warmtevoorziening moet dit vergemakkelijken. En het versnellen van isolatie van (sociale) huur en vooroorlogse wijken vermindert de vraag naar energie. Lokale initiatieven voor warmte en energie verdienen meer ruimte, zodat decentrale oplossingen kunnen bijdragen aan netbalans. Beprijzing kan helpen, door elektriciteitsgebruik overdag te stimuleren. De inzet van waterstof en andere energiedragers vraagt om een impuls via investeringen, standaardisatie en betere samenwerking tussen industrie en overheid.
De hittegolven, droogtes en overstromingen van in de zomer van 2025 veroorzaakten in Europa naar schatting 43 miljard euro aan directe schade. Investeren in klimaatadaptatie – denk aan waterretentie en -afvoer, weerbaarheid bij hitte – levert een hoog rendement op en voorkomt grote toekomstige kosten. Klimaatadaptatiebeleid raakt onder meer waterveiligheid, gezondheid, landbouw en infrastructuur. Dit vraagt om een andere manier van werken, om sturen op klimaatadaptatie in gebiedsontwikkeling, beleidsvorming en investeringsbeslissingen. En om samenwerking tussen overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties, en het benutten van lokale kennis.
Nederland scoort hoog in hergebruik van materialen en er is groei zichtbaar in circulair bouwen en gebruik van bio-based materialen. In de bouw ligt de nadruk op het voorkomen van onnodige nieuwbouw, renovatie, hergebruik van materialen en installatie-arm ontwerpen. Toch zijn er obstakels: de markt is nog onvolwassen, investeerders zijn terughoudend en regelgeving belemmert innovatie. Versterk daarom de ketensamenwerking en ondersteun de ontwikkeling van circulaire businessmodellen. Maak circulair bouwen met hoogwaardiger hergebruik van materialen tot norm in de bouwsector en koppel het aan andere opgaven zoals energietransitie en stikstofreductie.
Uit de Klimaat- en Energieverkenning van het PBL blijkt dat de kans om de klimaatdoelen voor 2030 te halen slechts 5% is. De industrie stoot bijna een derde van de totale hoeveelheid broeikasgassen uit. Het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie Rijksoverheid (2023). Nationaal Programma Verduurzaming Industrie: de industrie en daarmee de rest van Nederland versneld verduurzamen. 1 stimuleert bedrijven om te investeren in verduurzaming. Rijksoverheid (2023). Ruim €270 miljoen voor verduurzaming industrie en energie-innovatieprojecten. 2 De Routekaart van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie maakt voor overheid en bedrijven inzichtelijk wat er allemaal moet gebeuren om de doelen op het gebied van verduurzaming te kunnen halen. Rijksoverheid (2024). Routekaart NPVI – Van grijs naar groen. 3 Netcongestie is een spelbreker en belemmert verdere verduurzaming. CBS (2024). Welke sectoren stoten broeikasgassen uit. 4 Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt sinds 2023 samen met netbeheerders, overheden, toezichthouder en marktpartijen aan het verminderen (en waar het kan voorkomen) van netcongestie en de voorbereiding op het energiesysteem van de toekomst.
Nederland streeft naar een CO₂-neutrale gebouwde omgeving in 2050. De Rijksoverheid ondersteunt dit via het programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving (2022), aangevuld in 2023 met strengere regelingen en extra middelen. Met maatregelen zoals na-isolatie en hybride warmtepompen moet het emissieplafond in 2030 worden behaald. Het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) werkt aan een aardgasvrije gebouwde omgeving. Doel: in 2050 zijn alle circa 9 miljoen gebouwen aardgasvrij. Gemeenten krijgen met de Wgiw en Wcw meer bevoegdheden om wijken van het gas af te halen en warmtenetten aan te leggen. Het huidige kabinet zet de ondersteuning aan woningeigenaren met een laag inkomen en aan Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) om hun woningen te verduurzamen voort. Ook subsidieert het kabinet doe-het-zelvers die hun woning willen isoleren om vakmensen gerichter in te kunnen zetten voor complexere isolatieprojecten.
Klimaatrisico’s hebben een toenemende invloed op ruimtelijke keuzes en roepen de fundamentele vraag op in wat voor samenleving we in de toekomst willen leven. CRa (2024). Reflectie op de Provinciale Voorstellen NOVEX. College van Rijksadviseurs. 5 De urgentie van klimaatverandering vraagt om een herziening van hoe Nederland zijn ruimte indeelt en benut. Het kabinet Schoof heeft met het principe “rekening houden met water en bodem” een koerswijziging ingezet die klimaatadaptatie centraal stelt in alle ruimtelijke en beleidsmatige keuzes. Dit betekent dat men bij investeringen in woningbouw, infrastructuur, landbouw en natuurontwikkeling voortaan structureel rekening houdt met klimaatrisico’s zoals wateroverlast, droogte, bodemdaling en hittestress.
In 2022 zijn 33 structurerende keuzes gepresenteerd die richting geven aan deze omslag. Zo wordt nieuwbouw in kwetsbare gebieden, zoals diepe polders en uiterwaarden, zoveel mogelijk vermeden. Voor bestaande woningbouwplannen in risicogebieden geldt dat aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals ophoging van terreinen of extra waterkeringen. Een ruimtelijk afwegingskader dat gebieden indeelt op basis van klimaatrisico’s, variërend van ‘geschikt voor bouwen’ tot ‘uitsluiten van bebouwing’, geeft gemeenten en provincies houvast.
Daarnaast investeert het Rijk via de Kaderrichtlijn Water in de verbetering van waterkwaliteit en infrastructuur, met een geraamde behoefte van €2,4 miljard voor de periode 2025–2027. Gemeentenkunnen gebruikmaken van de Impulsregeling Klimaatadaptatie, waarin €600 miljoen beschikbaar is voor lokale maatregelen zoals vergroening, waterberging en hittebestrijding.
Het Rijk werkt aan de nieuwe Nota Ruimte (definitief in 2026). Deze geeft het Rijk opnieuw de nationale regie op de ruimte en maakt ruimtelijke keuzes die nodig zijn voor de ontwikkeling van Nederland voor nu, straks en later. Dat is van groot belang voor een succesvolle regionale samenwerking: de NOVEX-aanpak heeft geleid tot meer samenwerking en strategisch denken, maar de uitvoering stokt regelmatig door bestuurlijke afhankelijkheden, ruimtelijke beperkingen en het ontbreken van duidelijke nationale keuzes. Zie bijvoorbeeld: College van Rijksadviseurs (2024). Reflectie op de Provinciale Voorstellen NOVEX. 6 Ook komt het kabinet in 2026 met de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS’26), waarin het met klimaatdata en adaptatiepaden kansen en knelpunten voor onder meer woningbouw en infrastructuur in kaart brengt.
In 2026 worden de regels voor duurzaam bouwen aangescherpt: kantoren moeten voldoen aan strengere milieueisen, die ook gaan gelden voor andere soorten gebouwen. Deze wijziging maakt deel uit van de Beleidsagenda normering en stimulering circulair bouwen en is het vervolg op eerdere beleidsmaatregelen in 2025 om de transitie naar een circulaire economie en circulair bouwen te versnellen. Het gaat onder meer om stimulering van hergebruik en recycling van materialen, met een focus op onder meer woningbouw en hernieuwbare energietechnologie.
Het Uitvoeringsprogramma Circulaire Bouweconomie 2025-2026 zet – op vier centrale thema’s – in op meer doen dan alleen recycling van materialen (bijvoorbeeld hoogwaardiger hergebruik). Daarnaast werden in de periode 2018-2024 concrete initiatieven zoals het Bouwmaterialen-, Beton- en Gevelakkoord in gang gezet, en ondersteuning bij circulair aanbesteden door Buyer Groups en het Versnellingshuis Nederland Circulair!.
Desondanks zijn er nog obstakels. Voor een daadwerkelijke circulaire transitie is het belangrijk om innovaties meer te stimuleren en niet-circulaire activiteiten (financieel) te ontmoedigen. En publieke opdrachtgevers moeten actiever sturen op circulaire vraag om de transitie te versnellen. Marktontwikkeling blijft lastig zolang producten gemaakt met nieuwe grondstoffen makkelijker en goedkoper zijn. Ook zijn er financieringsrisico’s, waardoor investeerders te terughoudend zijn bij innovatieve circulaire projecten. Circulaire financiering en verbetering van daarmee gepaard gaande juridische aspecten zouden de transitie kunnen versnellen. Denk bij juridische vernieuwing bijvoorbeeld aan leaseconstructies of terugnamegaranties van bouwmaterialen in contracten tussen leveranciers en afnemers. Zo lang dat niet is geregeld, zijn experimenten van belang om hier beweging in te krijgen. Ook is er een gebrek aan transparante data.
De rijksbegroting 2026 bevat extra middelen voor de energietransitie, met name via het Klimaatfonds en de SDE++-regeling. Een groot deel van het budget voor verduurzaming komt uit bestaande fondsen of via kasschuiven’; er zijn dus weinig nieuwe impulsen. Nederland investeert de komende jaren – maar niet op de langetermijn – in windparken op zee. Grootverbruikers van elektriciteit worden tot en met 2028 gecompenseerd. Het kabinet haalt hiervoor €150 miljoen uit het Klimaatfonds. Tegelijk stelt het de nationale CO₂-heffing voor de industrie feitelijk buiten werking, wat de prikkel tot verduurzaming vermindert.
Het kabinet voert een vrachtwagenheffing in waarvan de opbrengst deels naar vergroening gaat, en verhoogt tijdelijk de korting op motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s. De accijnskorting op brandstof blijft in 2026 van kracht, waardoor benzine, diesel en lpg niet duurder worden. Dit kost de schatkist veel geld. Om dat deels te compenseren, halveert het kabinet de jaarlijkse tegemoetkoming in energiekosten van huishoudens van €200 miljoen naar €100 miljoen, al wordt deze regeling wel verlengd tot na 2028. Ook levert het afzien van de herinvoering van rode diesel in de landbouw extra budget op voor het kabinet.
De subsidie voor windparken op zee keert terug, met een kleine 1 miljard euro uit het Klimaatfonds. Reden hiervoor is dat windparkbouwers hebben te maken met hogere kosten en de vraag naar groene stroom groeit niet snel genoeg, vooral door trage verduurzaming in de industrie. Verschillende windparken lopen daardoor vertraging op. De subsidie wordt alleen uitgekeerd als energieprijzen laag zijn en energiebedrijven hun kosten niet zelf kunnen terugverdienen. Deze subsidie betekent een versnelling van wind op zee op korte termijn, maar de plannen voor de bouw van windparken op de Noordzee in de tien jaar na 2030 zijn juist flink teruggeschroefd. Rijksoverheid (2025). Aanbiedingsbrief bij het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee. 7
Het Warmtefonds biedt onder meer financieringsmogelijkheden voor woningeigenaren met een laag inkomen en VvE’s. Vanuit het Klimaatfonds wordt het budget van het Warmtefonds structureel verhoogd: in 2026 met € 47,16 miljoen, in 2028 met € 108 miljoen en in 2029 met € 27 miljoen. Het kabinet zet de extra middelen in 2026 deels in voor het voorfinancieren van aanvragen bij het Europese Social Climate Fund. Om woningeigenaren actief te betrekken bij de verduurzaming van hun woning kunnen zij daarvoor tot en met 2030 subsidie aanvragen.
Om toe te werken naar een circulaire economie zet het Rijk onder meer specifiek beleid in op circulaire productketens, waaronder bouw en maakindustrie. In 2026 is hiervoor €69,7 miljoen uitgetrokken, deels voor stimulering van circulaire bouwmaterialen en ketensamenwerking. Via de MIA/Vamil-regelingen kunnen investeerders in circulaire gebouwen gebruikmaken van fiscaal voordeel. Daarvoor moet een gebouw bijvoorbeeld voor minstens 50% uit hernieuwbare grondstoffen bestaan, of voor 25% uit hergebruikte bouwproducten. Ook gebouwen die voor 25% demontabel en herbruikbaar zijn – volgens de losmaakbaarheidsindex – komen in aanmerking.
Klimaatadaptatie via het Integraal Waterbeleid blijft een prioriteit, maar de budgettennemen jaarlijks af. De uitgaven dalen van €86 miljoen in 2025 naar €81,9 miljoen in 2026, met verdere daling tot €51 miljoen in 2029. De middelen gaan onder meer naar Algemeen waterbeleid (€50,4 mln in 2026), gericht op regie, kennisontwikkeling en internationale samenwerking. Er gaat 3,3 miljoen naar waterveiligheid voor bescherming tegen overstromingen en 1,7 miljoen naar gebiedsgerichte aanpak van grote oppervlaktewateren. De regeling wordt uitgevoerd via het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie, en middelen worden deels via het Gemeentefonds en Provinciefonds overgeheveld. Hoewel de beleidsambities hoog zijn – zoals een klimaatbestendig Nederland in 2050 – zijn de beschikbare middelen (steeds) beperkt(er). Dit roept de vraag op of deze voldoende zijn om de gestelde doelen tijdig te realiseren.
De Rijksbegroting erkent de urgentie van netcongestie en de noodzaak tot versnelling van de duurzaamheidstransities slechts beperkt. De maatregelen zijn vooral gericht op symptoombestrijding (zoals accijnskortingen en beperkte vergroening van mobiliteit); structurele investeringen in netverzwaring, lokale energie-initiatieven en warmtenetten ontbreken. De begroting mist een duidelijke versnelling richting het klimaatdoel van 2050: structurele keuzes en integrale sturing ontbreken. Zonder extra investeringen en regie is het tempo onvoldoende.
De huidige gelijktijdige transities in de energievoorziening, klimaatadaptatie en -mitigatie, voedselproductie en onze productiewijze (circulaire economie) zullen de komende dertig jaar onze manier van wonen, werken, verplaatsen, recreëren, produceren en consumeren ingrijpend veranderen. Sociaal en Cultureel Planbureau (2016). De toekomst tegemoet. Leren, werken, zorgen, samenleven en consumeren in het Nederland van later, Sociaal en Cultureel Rapport 2016. 8 De benodigde maatregelen hebben voor een groot deel betrekking op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, klimaatadaptatie en verminderen van grondstoffengebruik.
In 2021 onderschreef het kabinet Rutte III na het advies Rol nemen, ruimte geven van de Raad voor het Openbaar Bestuur het belang van interbestuurlijke samenwerking en stelde dat het Rijk en regio elkaar nodig hebben om complexe opgaven aan te pakken. Men pleitte voor gelijkwaardig partnerschap en voor het aanwijzen van één minister per grote opgave. Toch bleef sindsdien de uitvoering nog versnipperd. Er is geen expliciete structuur opgezet om de samenhang tussen duurzaamheidstransities in de landbouw, bouw en industrie systematisch te versterken.
Naar verwachting leidt het huidige beleid niet tot het behalen van het klimaatdoel voor 2030. Het extra pakket klimaatbeleid dat in april werd gepresenteerd, levert veel minder op dan de beloofde CO2-reductie van 10 à 12 megaton. Volgens het PBL is het minder dan de helft, doordat veel maatregelen nog onzeker of onvoldoende uitgewerkt zijn, of minder opleveren dan verwacht.
Bovendien stijgt de uitstoot van het krachtige broeikasgas methaan wanneer maatregelen voor krimp van de veestapel uitblijven. Rijksoverheid (2025). Kamerbrief over verzoek voor een derogatie op de Nitraatrichtlijn. 9 Voor een aantal sectoren ontbreekt zelfs beleid voor de periode na 2030. Zo is er na 2026 geen budget meer beschikbaar voor de belangrijkste subsidie die wordt gebruikt voor groene energie, CO2-opslag en duurzame fabrieken. Nu.nl (2025). Klimaatdoel 2030 lijkt onbereikbaar, nieuw kabinetsbeleid haalt weinig uit. 10
Het komende kabinet moet de regie nemen bij het oplossen van netcongestie door structureel te investeren in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet, en door via beprijzing en flexibiliteitsprikkels het gebruik van elektriciteit overdag te stimuleren. Versnel de aanleg van warmtenetten en maak het mogelijk om lokale initiatieven en energiecoöperaties een grotere rol te geven, bijvoorbeeld door meer ruimte te bieden voor decentrale opwek en opslag. Dit sluit aan bij de kabinetsvisie om de betrokkenheid van burgers bij het realiseren van energietransitieprojecten te vergroten. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (2023). Kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie. 11
Komende jaren is het ook van belang in te zetten op standaardisatie en opschaling van waterstofprojecten en stimuleren van de samenwerking tussen industrie, netbeheerders en overheden. Maak scherpe keuzes: stop met generieke accijnskortingen die verduurzaming tegenwerken en investeer gericht in de energietransitie. Essentieel zijn het vergroten van uitvoeringscapaciteit en kennis – vooral bij kleinere gemeenten -, regionale samenwerking en bundeling van taken.
Veel Nederlanders ervaren het klimaatbeleid als onrechtvaardig: ze vinden dat bedrijven te weinig bijdragen en willen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Consistent, samenhangend beleid is nodig om vertrouwen van burgers én bedrijfsleven te behouden. Let op neveneffecten, zodat klimaatmaatregelen bestaanszekerheid en gelijkheid niet ondermijnen. SCP (2025). Nederland vraagt om daadkracht en realistische oplossingen. Acht maatschappelijke opgaven in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen 2025. Kennisnotitie. 12
Het Rijk moet nu regie nemen, doelen stellen, klimaatadaptatie integraal verankeren in beleid en ruimtelijke keuzes, en gericht investeren in waterretentie, vergroening en hittebestendigheid. Alleen zo kan Nederland de economische en maatschappelijke schade van klimaatverandering beperken en een klimaatbestendige toekomst veiligstellen. Zorg dat klimaatadaptatie een harde randvoorwaarde wordt bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en woningbouw. Bouw niet op kwetsbare locaties (zoals diepe polders of gebieden met hoge overstromingsrisico’s) en koppel verdichting altijd aan vergroening en watermaatregelen.
Benader klimaatadaptatie niet langer als een aparte opgave, maar als sturende factor in gebiedsontwikkeling, beleidsvorming en investeringsbeslissingen. Dit vraagt om samenwerking tussen overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties, en om het benutten van lokale kennis en gebiedsspecifieke kenmerken.
Het Rijk moet de regie nemen en zorgen voor concrete, meetbare doelen voor klimaatadaptatie op alle bestuurlijke niveaus (Rijk, provincies, gemeenten) om de voortgang te kunnen monitoren en tijdig bij te sturen waar nodig. Dit vraagt om een nationaal tijdspad en een stappenplan, ingebed in de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma. Zorg voor structurele financiering en kennisdeling en verruim de mogelijkheden voor publieke financiering van adaptatiemaatregelen, zodat gemeenten en regio’s daadwerkelijk kunnen investeren. Stimuleer kennisdeling en samenwerking tussen overheden, waterschappen, bedrijven en bewoners.
Er is geen apart geoormerkt budget voor circulair bouwen in de begroting 2026. De financiering loopt via bredere instrumenten voor woningbouw en gebiedsontwikkeling. Dit vraagt om actieve inzet van decentrale overheden en marktpartijen om circulaire ambities binnen bestaande regelingen te realiseren.
Een bredere visie en concrete instrumenten voor versnelling van circulaire bouwpraktijken ontbreken: neem bijvoorbeeld drempels voor circulair bouwen weg door regelgeving te moderniseren, financieringsinstrumenten te verbeteren en transparantie in de keten te vergroten. Verplicht publieke opdrachtgevers circulaire principes toe te passen bij aanbestedingen en renovaties. Focus op bestaande bouw en stimuleer hoogwaardig hergebruik van materialen. Versterk ketensamenwerking en ondersteun de ontwikkeling van circulaire businessmodellen. Maak circulair bouwen tot norm in de bouwsector en koppel het aan andere opgaven zoals energietransitie en stikstofreductie.
Kortom, de urgentie van de opgaven en de aard van de transities vragen om daadkracht van een nieuw kabinet. Om heldere keuzes en regie en een verdeling van kosten en baten over meerdere beleidsdomeinen. Alleen dan blijven de doelen voor een duurzame samenleving in zicht.