Geef richting aan de analyse
Bij regionale woonzorganalyses ziet Van Iersel dat de koplopers sterk focussen op het achterhalen van de aantallen per aandachtsgroepen per gemeente. “Dat is al een hele klus. Het is dan ook een welkome ontwikkeling dat het Rijk werkt aan een landelijke monitor met eenduidige definities. Maar ook als deze monitor gereed is, blijft het zaak de vergaarde aantallen in het juiste perspectief te plaatsen. Iets van een ‘conceptueel kader’ is dan ook van groot belang. Het geeft richting aan de dataverzameling en de analyse, en helpt om zaken niet over het hoofd te zien. Niet elke aandachtsgroep is bijvoorbeeld direct in registraties zichtbaar te maken. Je moet vaak werken met cijfers die wel iets zeggen over de problematiek, maar niet het volledige verhaal vertellen. En denk bijvoorbeeld aan de groep ‘daklozen’: hierbij wordt vaak geleund op cijfers van de opvang, maar bankslapers en buitenslapers blijven dan buiten beeld. Heb ook oog voor de hele keten: dus niet alleen de uitstroom uit beschermd wonen, jeugdzorg en de maatschappelijke opvang, maar ook hoe de instroom kan worden tegengegaan door gedegen preventief beleid. Het heeft overigens weinig zin om de omvang van elke aandachtsgroep tot achter de komma in beeld te krijgen. Veel belangrijker is het om te komen tot de juiste procedures om mensen te helpen. Uiteindelijk gaat het om de mensen en niet om de cijfers.”
Ken de oorzaken
Van Iersel adviseert regio’s oog te hebben voor de oorzaken van regionale verschillen in de spreiding van aandachtsgroepen. “Binnen Een thuis voor iedereen is het uitgangspunt dat elke gemeente een evenredige bijdrage levert aan de huisvesting van kwetsbare aandachtsgroepen. Een verdeling naar rato van het aantal inwoners is daarbij een vaak genoemd uitgangspunt. In de praktijk is de spreiding van de verschillende aandachtsgroepen echter vrijwel nooit evenwichtig. Als de (niet gelijke) spreiding goed in beeld is gebracht, is het te eenvoudig om vervolgens te gaan vingerwijzen naar gemeenten die slechts een klein deel van de aandachtsgroepen huisvest. Vaak liggen er aan de huidige spreiding logische oorzaken ten grondslag. Als daar in de analyse óók aandacht aan wordt besteed, verbetert dat niet alleen de (diepgang van de) analyses, maar ook het samenwerkingsproces. In mijn werk zie ik dat als partijen zicht hebben op de onderliggende oorzaken van bepaalde fenomenen, zoals de spreiding van aandachtsgroepen over een regio, zij tot andere en vaak betere oplossingen komen. De introductie van het fair share principe door het Rijk is zeer welkom om regionale impasses te doorbreken. Het hogere doel is naar mijn mening dat de regiogemeenten het huisvesten van kwetsbare aandachtsgroepen als gezamenlijke maatschappelijke opgave gaan zien. De exacte verdeling kan vanuit dat perspectief in goed overleg worden bepaald.”
Van Iersel benadrukt het belang van het lagere schaalniveau: “Het is in dit kader van groot belang niet alleen te kijken naar tabellen met de aantallen per gemeente. Je moet ook een schaalniveau lager kijken. Dit in de eerste plaats omdat het vaak het beste is mensen in de vertrouwde woonsituatie te helpen. Dan moet je weten waar de kwetsbare groepen wonen en welke problemen en behoeften ze hebben. Als er sprake is van een (uit)verhuizing is het zaak dat de groepen optimaal worden gehuisvest. ‘Optimaal’ heeft dan niet alleen betrekking op de woning, ook de woonomgeving en de aanwezige ondersteuning zijn van groot belang. De verschillen in aanbod in arrangementen tussen gemeenten en ook binnen gemeenten zijn op dit punt groot. In Hart van Brabant heeft men dit soort zaken in beeld gebracht met een gis-applicatie. Een dergelijke insteek kan ook leiden tot nieuwe oplossingen: je kunt aanbod toevoegen door woningen/woonvormen te bouwen nabij bestaande voorzieningen, maar ook door voorzieningen te realiseren in/nabij bestaande woonbuurten.”
Stapsgewijs opbouwen
Zeker op het lagere schaalniveau hebben gemeenten al veel cijfers liggen, maar de definities of de onderzoeksaanpak verschilt soms van elkaar. Hoe kunnen gemeenten daarmee omgaan? Van Iersel: “Het is vooral zaak geen dubbel werk te verrichten en lopende processen niet in de wielen te rijden. Er zijn regio’s, zoals Hart van Brabant, waar gemeenten – bijvoorbeeld vanwege efficiencyoverwegingen – besloten hebben de woonzorganalyse gezamenlijk te laten uitvoeren. In de meeste regio’s zijn gemeenten echter zelf aan de slag gegaan en is het complexer om op te schalen. Daar zou ik adviseren de reeds uitgevoerde lokale onderzoeken in ere te laten en in aanvulling daarop, vooral op basis van bestaande openbare bronnen, een eenduidig beeld op te stellen van de verschillen tussen de gemeenten. Een dergelijk overzicht kan relatief eenvoudig en tegen geringe kosten worden opgesteld. De cijfers kloppen dan misschien niet tot achter de komma, maar geven wel een beeld van de situatie in de regio, waardoor er al waardevolle gesprekken gevoerd kunnen worden. Je hebt daarmee een eerste basis van de regionale beleids- en visievorming. Ongetwijfeld zullen er nadere onderzoeksvragen opkomen. Daar kan direct actie op worden genomen, maar ze kunnen ook een plek krijgen in het uitvoeringsprogramma van de regionale woonzorgvisie.”
Van Iersel merkt op dat een pragmatische aanpak gewenst is, zeker ook omdat de beleidskaders en definities vanuit het Rijk nog niet bekend zijn. Van Iersel: “In Haaglanden heeft men eerst geprobeerd de analyse van onderaf op te bouwen door de gemeenten te vragen cijfers aan te leveren. Dat heeft beperkt resultaat opgeleverd en nu verrijkt men de inventarisatie met gegevens uit landelijke/openbare gegevens. In Enschede kiest men ervoor op basis een combinatie van lokale en landelijke bronnen een eerste beeld van de omvang en spreiding van de aandachtsgroepen te krijgen.”
Nieuwe accenten met behoud van het goede
Een thuis voor iedereen heeft een aantal directe consequenties voor de woonzorganalyses op lokaal en regionaal niveau. Het gaat dan met name om de verbreding van de aandachtsgroepen en de aandacht voor de verdeling van de groepen over de regiogemeenten. Deze nieuwe accenten zijn welkom en de analyses kunnen ermee worden verrijkt. Tegelijkertijd geldt dat de focus in de regio’s volgens Van Iersel niet volledig op deze accenten moet worden gelegd. “Op lokaal niveau komen de verschillende beleidsprogramma’s van het Rijk samen. Een thuis voor iedereen is daar één van. In bestaande woonzorganalyses zie je dat (aanbieders van) intramurale zorg worden betrokken. Dat is interessant, omdat in die instellingen vaak specialistische kennis aanwezig is die ook buiten de muren van de instelling kan worden benut. Ook was er lokaal een trend om steeds meer preventief te werken en de welzijnsinstellingen actief bij het onderzoek en de beleidsvorming te betrekken. Dat soort zaken blijven van essentieel belang, ook al richt Een thuis voor iedereen zich daar niet primair op. Het is prima om nu specifiek onderzoek te verrichten naar de in Een thuis voor iedereen benoemde aandachtsgroepen, maar uiteindelijk gaat het om het totaalplaatje.”