Verdieping Arbeidsmarkt

Het talent bevindt zich in de regio

26 oktober 2022 | Leestijd: 4 minuten
Sinds mei is Arjen Edzes geïnstalleerd als lector Regionale Arbeidsmarkt bij de Hanzehogeschool Groningen. Daarnaast is hij Universitair Hoofddocent bij de vakgroep Economische geografie van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij doet zijn hele carrière al onderzoek in alle soorten en maten naar de regionale arbeidsmarkt en regionale economie. Bij de Hanzehogeschool is hij bezig met het programma Talent in de regio, een kennisontwikkelingsprogramma voor een betere arbeidsmarkt voor de toekomst in zijn regio. Platform31 sprak met hem over de regionale arbeidsmarkt, Noord-Nederland en de belangrijkste uitdagingen van de arbeidsmarkt op dit moment.

Auteur(s)

Je bent al lang verbonden aan de Hanzehogeschool en Universiteit van Groningen. Wat maakt die regio voor jou bijzonder?

“Je hebt heel snel een binding met de plaats of regio waarin je bent opgegroeid. Ik ben geboren en getogen in het Noorden, op een gegeven moment gaat dat in je genen zitten. Dan heb je een natuurlijke binding met Noord-Nederland. Eén van de belangrijkste redenen dat menselijke arbeid minder mobiel is, is omdat mensen zich binden aan de regio. Ik heb zelf ook kleine uitstappen gemaakt naar Emmen en Nijmegen voor de middelbare school en voor werk, maar uiteindelijk ben ik weer teruggegaan naar Noord-Nederland voor familie en vrienden.”

In je lectorale rede zeg je het volgende: “In de honderden pagina’s tellende arbeidsmarktrapporten komt het woord regio, of vervoegingen daarvan, maar zeven keer voor”. Hoe kan het dat beleidsmakend Nederland zo weinig oog heeft voor de regio?

“Het antwoord daarop hangt af van het perspectief dat wordt gebruikt. Vanuit het economisch perspectief, mijn perspectief, is het zo: er is een groot geloof dat Nederland alleen internationaal kan excelleren door ons te richten op de topsectoren. Bij die topsectoren verdwijnt het regioperspectief en wordt het voor lief genomen dat regio’s daarin erg verschillen. Dat is wel bijzonder want er zijn zeker verschillende redenen waarom de regio meer aandacht verdient. Het talent – de mensen – bevindt zich in de regio. En dat geldt ook voor het verdienvermogen en vermogen om te coördineren.”

Wat ziet het kabinet in Noord-Nederland over het hoofd in Noord-Nederland?

“Noord-Nederland wordt misschien niet over het hoofd gezien, maar je zou er veel meer gebruik van kunnen maken. Vooral in termen van omgeving is er veel mogelijk; er is meer ruimte en er zijn meer mogelijkheden dan in het westen op het gebied van huisvesting. Er is een top universiteit, uitstekende hogescholen en veel innovatief menselijk kapitaal. De andere kant is dat er in Noord-Nederland minder werkzekere loopbanen zijn dan in de rest van Nederland. De grootste oorzaken daarvan zijn vooral het tekort aan banen, hogere werkloosheid en de ijle structuur van het bedrijfsleven; er zijn hier vooral kleine bedrijven.”

Je geeft in je lectorale rede aan dat regionale verschillen in werkzekerheid als onrechtvaardig kunnen worden beschouwd.

“Uit veel onderzoek weten we inderdaad dat de plek waar je geboren bent, je sociaaleconomische status bepaalt. Dat is volgens mij onrechtvaardig. Je wil dat iedereen dezelfde kansen krijgt. Dat geldt ook voor de topsectoren: die zijn ongelijk verdeeld over Nederland. De werkgelegenheid in topsectoren is ongeveer 22 procent. De rest van de werkgelegenheid bevindt zich niet in topsectoren, die zit dus vooral in de regio.”

De oplossing voor regionale verschillen die vaak wordt geopperd is ‘integraal beleid’. Nu wordt dat al lange tijd geroepen. Blijkbaar komt dat niet van de grond. Wat is daar de belangrijkste oorzaak van?

“Gemeenten staan voor de taak om kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt duurzaam in te zetten. Daarvoor is een goede samenwerking tussen het economische en sociale domein noodzakelijk. Men spreekt elkaars taal echter niet. De doelstellingen die de verschillende beleidsdomeinen nastreven lopen niet gelijk op. Het economisch domein richt zich op efficiency, op missie-gedreven innovatie en op het aantrekken van high potentials. Het sociaal domein is vooral aanbod gestuurd, gericht op inclusie en re-integratie van kwetsbare groepen en inkomensondersteuning. Deze werelden komen niet als vanzelf bij elkaar. Terwijl het met de huidige arbeidsmarktkrapte wel noodzakelijker wordt om dat te doen. Ik denk dat de sleutel ligt in de bewustwording bij werkgevers dat investeren in de leercultuur kan helpen zowel bij het oplossen van personele schaarste als de inclusie van risicogroepen, zoals langdurig werklozen, ouderen en arbeidsbeperkten.”

Hoe helpt de Talentmonitor daarbij?

“De monitor helpt vooral bij het creëren van een ander perspectief. Het onderwijs is er nu op gericht dat mensen direct na afstuderen werk hebben. In beleidstaal: de doelmatigheid van het onderwijs. Er wordt daarbij niet gekeken naar het duurzame perspectief, laat staan naar de sector waar mensen voor zijn opgeleid: werken ze daar over vijf tot tien jaar nog? In het onderwijs, maar ook bij de uitvoering van de Participatiewet hebben we een korte termijn perspectief, terwijl we eigenlijk mensen willen toerusten voor een loopbaan. We gaan toe naar een tijd van Lang Leven Ontwikkelen. We willen werken en leren parallel laten lopen. Dit is ook de basis voor de Talentmonitor: kijken naar loopbanen van mensen en transities die zij gedurende hun leven doormaken. Alleen door zo te kijken, kunnen we achterhalen welke interventies ook voor de lange termijn werken.”

Dat weten we toch al lang? Blijkbaar wringt er iets tussen weten wat gedaan moet worden enerzijds en het daadwerkelijk doen anderzijds. Wat is er nodig om tot actie te komen?

“Het feit dat we dingen weten is inderdaad wat anders dan dat we er iets aan (kunnen) doen. De maakbaarheid is gering. De enige oplossing voor dit soort kwesties is dat we flexibelere systemen moeten hebben om je aan te kunnen passen. We zullen toe moeten naar flexibeler onderwijs en flexibelere arbeidsmarktsystemen, waardoor mensen onderwijs kunnen volgen gedurende hun loopbaan. Het onderwijssysteem is daar nu niet op ingericht. We zullen het onderwijs en de arbeidsmarkt beter moeten vermengen. We moeten met z’n allen proberen om ons sneller aan te passen aan veranderende omstandigheden. Voor de kwetsbare groepen blijft het belangrijk dat we een sociale infrastructuur overeind houden. Het onderwijs daaraan koppelen lijkt me ook wenselijk.”

Tot slot; wat wil je de komende jaren met je lectoraat bereiken?

“Ik zou met twee dingen heel blij zijn. Ten eerste; een matching en carrière tool. Dat zie ik voor me als een app die werkzoekenden koppelt aan de vraag van werkgevers. Het zou fantastisch zijn als we dat op grote schaal werkend zouden kunnen krijgen voor Noord-Nederland. Dat biedt ook mogelijkheden voor onderzoek. Verder zetten we in op learning communities: het koppelen van professionals van onderwijsinstellingen aan de HR-afdelingen van bedrijven, en in gesprek gaan met elkaar. Zo kan je veel meer van elkaar leren over wat er op het kleinste niveau plaatsvindt. Op die manier brengen we het onderwijs en de regionale arbeidsmarkt steeds dichter bij elkaar, en tegelijkertijd het sociaal en economisch domein.”

Arjen Edzes is lector Regionale Arbeidsmarkt bij de Hanzehogeschool Groningen. Daarnaast is hij Universitair Hoofddocent bij de vakgroep Economische geografie van de Rijksuniversiteit Groningen.

Ontvang nieuws van Platform31

Nieuws, publicaties en bijeenkomsten van Platform31 automatisch in jouw mailbox? Meld je dan aan voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief over actuele ontwikkelingen in stad en regio.

Bekijk al onze nieuwsbrieven en updates

"*" geeft vereiste velden aan