Wijken verdichten of de bevolking aanvullen?

10 januari 2023 | Leestijd: 4 minuten
Verdichten is het toevoegen van woningen. Dat gebeurt nog nauwelijks in de laat naoorlogse woonwijken (1970-2000), vaak uit angst voor (soms vermeend) bewonersprotest. In deze vooral laagbouwwijken is het aantal woningen door de tijd gelijk gebleven, maar wonen er veel minder mensen dan voorheen – tot soms wel 40 procent minder.

Auteur(s)

 

Het accent in de discussie zou minder moeten liggen op woningverdichting, maar meer op bevolkingsaanvulling. Er is voldoende ruimte in die wijken; daar bouwen is goedkoper dan uitbreiding; ontbrekende woningtypes waarnaar vanuit de wijken zelf ook vraag is, kunnen worden toegevoegd, het draagvlak voor voorzieningen stijgt en de levendigheid op straat verbetert. Deze wijken zijn nu zo’n 40-50 jaar oud en staan voor een aantal flinke investeringen. Grijp dit moment aan om opnieuw na te denken over de toekomst van deze buitenwijken.

De nationale opgave is om jaarlijks 100.000 woningen te bouwen om het grote woningtekort te bestrijden. Los ervan of dit gaat lukken: waar moeten al die woningen komen? Bij voorkeur binnen de bebouwde kom, is het antwoord. Al worden de geluiden steeds sterker om (ook) aan de stadsranden te bouwen, of in elk dorp een straatje erbij, of toch maar weer in het weiland. Mensen moeten ten slotte ergens wonen en de bevolking groeit hard. Bouwen in bestaand stedelijk gebied gebeurt vooral in drie typen gebieden: herstructureringswijken (verouderde woonwijken), transformatiegebieden (oude haven- of bedrijventerreinen) en stadscentra of gebieden rondom stations (veel hoogbouw). Soms overlappen deze gebieden.

Van één type wijken horen we weinig: de buitenwijken, ook wel stadsrandwijken, laat-naoorlogse wijken of slaapwijken genoemd. Ideeën om daar woningen toe te voegen, roepen al gauw weerstand en protest van bewoners op. Wie echter goed kijkt, ziet juist daar veel stukjes grond zonder noemenswaardige functie. Grasstroken langs een weg, verworden tot hondenpoepzones. Doorgeschoten struiken (oneerbiedig ’gemeentegroen’ genoemd). Overgedimensioneerde infrastructuur met wel erg ruim opgezette kruispunten. Blinde kopgevels van rijtjes huizen of flats. Loze speelparkjes achter manshoge schuttingen, waar al jaren geen kinderen meer spelen. Parkeervelden bij weids gebouwde winkelcentra. Wie kritisch kijkt naar zo’n wijk, ziet tal van plekken die niet meer functioneren als ooit bedacht.

De voormalige groeigemeenten, de New Towns, kennen heel veel van dergelijke laat naoorlogse wijken. Onlangs organiseerden ze een groot congres en introduceerden een leernetwerk, om ervaringen uit te wisselen hoe hun steden te verbeteren. Ze kampen allemaal met een geleidelijke afname van woonaantrekkelijkheid en een toename van sociaal-economische problematiek.

KAW bracht twee jaar geleden de studie ‘Ruimte zat in de stad’ uit. Dat was een theoretische exercitie, maar die is nu voor het ministerie van IenW getoetst in drie Zwolse en drie Rotterdamse wijken. Inbreiding versus uitbreiding. In alle gevallen blijkt inbreiding beter uit te vallen. Met lagere bouwkosten en investeringen in energie en mobiliteit. Inbreiding kan met kleinschalige nieuwbouw op plekken, zoals hiervoor genoemd, maar ook door een of twee lagen op platte daken te zetten: ‘optoppen’. Inbreiding levert koppelkansen op, zoals ontbrekende aantrekkelijke woningtypen voor senioren toevoegen (bevordert doorstroming!), verduurzaming van bestaande flats (dat kan in combinatie met optoppen of splitsen) of individuele ondersteuning (je komt achter de voordeur).

Ondanks alle voordelen is er huiver voor verdichting van deze slaapwijken. Je raakt je grasveld kwijt. Je uitzicht. Je krijgt een flat voor je neus. Je kunt je auto niet kwijt. ‘Ze’ bouwen er woningen voor probleemgroepen. Dat levert maar overlast op. Allemaal vermeende bezwaren.

In de praktijk kan het anders. We nemen de feiten erbij. We rekenden voor een tiental wijken uit dat er in de beginjaren na de bouw anderhalf keer zoveel mensen in de wijk woonden als dertig of veertig jaar later. Het onderzoek ‘Ruimte zat in de stad’ bevestigde dit: er wonen nu ongeveer twee derde van het aantal mensen van indertijd. Dat betekent een forse ontvolking. Minder kinderen, minder mensen in de buurt. Minder levendigheid. Minder straatleven. De fameuze Jane Jacobs had het over de ogen op straat: die zijn er gewoon minder. En minder draagvlak voor voorzieningen: de school, de voetbalclub, de bus, de winkels, enzevoorts.

En we noemen nog een tweede feit. Nergens in het land staan zoveel rijtjeswoningen als in de laat 20ste eeuwse wijken, die uit de periode 1970-2000. Allemaal doorzonwoningen, zowel koop als huur, bedoeld voor gezinnen. Echter, kijk wie er tegenwoordig een woning zoeken: dat zijn merendeels kleine huishoudens, vooral alleenstaanden. Terwijl het aanbod uit gezinswoningen bestaat.

In onze ogen moet de inzet, de taal, anders zijn. Niet met een nadruk op woningverdichting, maar met een nadruk op woonaanvulling. Met andersoortige woningen erbij, zowel voor woonstarters, als voor doorstromers. Aantrekkelijke woningen die senioren verleiden om uit hun ruime huis te verhuizen. En kleinere woningen, of deelwoningen voor jongeren. Comfortabel, duurzaam en betaalbaar.

En de inzet moet niet liggen op woningverdichting, maar op bevolkingsaanvulling. Er wonen nu 35-40 procent minder mensen dan voorheen: die komen er dan weer bij. Als we slechts 20 procent weer zouden kunnen toevoegen, dan kunnen we die 100.000 woningen halen. En zijn er weer meer mensen op straat, meer levendigheid en meer draagvlak voor voorzieningen. Dat alles verbetert de leefbaarheid. Dat zal niet gebeuren met grootschalige invullingen; die grote plekken zijn er niet in de wijk. Het kan wel met een serie van allerlei kleine invullingen. Een blokje appartementen naast een blinde kopgevel, een rijtje op de plaats van een overbodige weg, een wat hoger gebouw nabij een drukker kruispunt, starterswoningen op de plaats van een blok vrij liggende garageboxen. De laat naoorlogse slaapwijken aan de stadsrand, en de locaties daarbinnen, zijn tot nu toe vergeten plekken in de stad; benut ze!

Meer lezen 

 

Mathieu Kastelijn is is teamleider en architect bij KAW.

Frank Wassenberg is projectleider bij Platform31.

 

 

 

Contact

Frank Wassenberg 06 57 94 35 92 LinkedIn

Ontvang nieuws van Platform31

Nieuws, publicaties en bijeenkomsten van Platform31 automatisch in jouw mailbox? Meld je dan aan voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief over actuele ontwikkelingen in stad en regio.

Bekijk al onze nieuwsbrieven en updates

"*" geeft vereiste velden aan