Andere monitoring vereist
Met een scherpere waardedefinitie op tafel ben je er nog niet. Je wilt die waarde ook scherp neerzetten. Hoeveel is die leefbaarheid dan toegenomen door de inspanningen van het netwerk? Hoeveel cliënten of huishoudens zijn verlost van schulden? Wat is precies de opbrengst van een nieuwe werkwijze? Dat brengt de netwerkmanagers al snel op het terrein van monitoring en onderzoek. En dat is bij de meeste organisatienetwerken nog een onderontwikkeld punt, zo geven ze ook zelf aan.
De eerste reactie is veelal om een monitoring of evaluatie op te zetten, zoals we dat gewend zijn vanuit onze organisaties en hoe we daar bijvoorbeeld omgaan met KPI’s en prestatiesturing; vanuit de logica van de hiërarchie, zoals we dat in een eerder bericht neerzetten. Al snel gaat het dan om het slim op een rij zetten van indicatoren, of het berekenen van de waarde in euro’s, gepresenteerd op een infographic of in een dashboard. De impliciete verwachting is dat inzicht in getallen een antwoord gaat geven. Soms lukt dat bij de waarde van een netwerk, maar vaak ook niet.
Want monitoring van netwerk-werk is toch net weer anders. Om te beginnen vanwege de kenmerken van het netwerk als bijzondere organisatievorm. In een netwerk zijn bijvoorbeeld de informatiebronnen al snel versnipperd: elke partner kan in potentie waardevolle informatie hebben over ureninzet en kosten, of over concrete resultaten en output. En over de waardering van het gerealiseerde effect. En wie gaat dat bundelen? Hoe wordt al die informatie geüniformeerd? Dat is niet vanzelf georganiseerd in een netwerk.
Daarnaast is het monitoren in netwerkverband uitdagender vanwege de complexiteit van de maatschappelijke opgave die netwerken willen oppakken, en de beoogde waarde als spiegeling daarvan. Die complexiteit heeft namelijk de nodige gevolgen voor wat mogelijk is met monitoring en hoe je die opzet.
- De oorzaak-gevolgrelaties zijn binnen complexe opgaven niet volledig duidelijk. Armoede ontstaat altijd uit een mix van oorzaken. De leefbaarheid van een wijk wordt door vele factoren beïnvloed. Welke wil je meten met indicatoren en weet je dan wat je meet?
- De ontwikkeling van een opgave is onvoorspelbaar. Zo kan nieuw rijksbeleid in de energieopgave het nodig maken om de aanpak om te gooien, omdat er opeens veel meer mogelijk is of er nieuwe middelen beschikbaar zijn. Een goede aanpak of werkwijze ontstaat bovendien al experimenterend, gaandeweg. Die laat zich niet aan het bureau ontwerpen; laat staan dat er één best practice of een routekaart is. Met als gevolg dat vooraf bepaalde doelstellingen gaandeweg niet meer relevant zijn en een deel van je monitor misschien overboord moet.
- De ontwikkeling van de opgave en de bijdrage van het netwerk daaraan laat zich het beste in retrospectief begrijpen. De onvoorspelbaarheid maakt dat je de waarde van een netwerk het best met een open blik registreert op het moment dat die zich voordoet en daar probeert een ‘verhaal van te maken’. Juist dit gedeelde verhaal is bij netwerken een belangrijk bindend middel: waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe? Naast het registreren van cijfers gaat het dan dus ook om kwalitatieve en subjectieve informatie: wat zeggen betrokkenen? Of wat geven inwoners zelf terug over de ervaren waarde?
Wie deze kenmerken tot zich door laat dringen, ziet al snel dat te simpel meten onvoldoende is en zelfs risico’s met zich mee brengt voor het netwerk. Je zou als bestuurder zomaar kunnen denken dat het netwerk niet zo van waarde is omdat de vooraf afgesproken doelstellingen niet behaald zijn.
De hartslag van het netwerk
Maar hoe dan wel, is de vraag. De monitoring van de opbrengsten van het netwerken moet dus passend zijn bij de aard van het netwerk en de aard van de opgave. Dat betekent monitoring ‘dicht op de bal’, met kortcyclische onderzoeksactiviteiten zoals kleine tussentijdse evaluaties. Met veel aandacht voor dialoog om het gezamenlijk leren en ‘verhaal maken’ plek te geven. Gevoed door cijfermatige, feitelijke informatie.
Dat maakt monitoring van een netwerk in de basis makkelijker: het is kleinschalig, kortdurend en daardoor goed behapbaar. Maar twee omstandigheden maken het in de praktijk toch ook uitdagend. Om te beginnen zijn veel mensen die vragen om monitoringsresultaten – de geldschieter, de bestuurders in een stuurgroep, een interne collega-manager – zich nog niet bewust dat de opbrengsten van een netwerk zich niet altijd laten vangen in cijfers. Het vraagt de nodige handigheid en ervaring met onderzoek om hun monitoringsverwachtingen te managen.
Een andere uitdaging ligt in het regisseren van die onderzoeksinspanningen. Vaak lopen er meerdere onderzoeken tegelijkertijd, met uiteenlopende onderzoeksvragen. Dat vraagt afstemming, want voor je het weet gebeuren er dingen dubbel of wil je inspelen op een actualiteit. De twee hiervoor gemaakte onderscheidingen in het waardebegrip helpen heel erg om te weten waar de informatie gezocht moet worden en welk type informatie dan opgehaald moet worden. Maar dan nog is handigheid en ervaring in onderzoek een vereiste. Gelukkig zijn er stromingen in onderzoeksland die er heel erg goed bij passen en de nodige steun kunnen bieden, zoals:
- Actie-onderzoek en ontwikkelend evalueren waarbij uitvoerenden en bewoners zelf een nieuwe werkwijze (indirecte waarde) ontwerpen en testen, en onderzoek vanuit binnenuit wordt ingezet om deze innovatie te begeleiden.
- Realistic evaluation om te ontdekken welke aanpak werkt, wanneer en in welke context, om te begrijpen hoe de directe waarde het beste gerealiseerd kan worden in verschillende omstandigheden.
De netwerkmanagers zien het belang van een passende monitoring. Niet alleen om partners blijvend betrokken te houden, maar ook om de waarde van het netwerk aan de buitenwereld uit te leggen en de voortgang en ‘gezondheid’ van het netwerk zelf in de gaten te houden: hoe ontwikkelt de ‘hartslag’ van het netwerk zich? Het monitoren in en van organisatienetwerk is echt zo’n aspect dat de komende jaren nog meer body kan krijgen. Door het te doen, door het te volgen, door het te bespreken in leerkringen.