Keuzes en euro’s van nieuw kabinet onmisbaar bij ambities voor een sterke economie
‘Verantwoord begroten voor een sterke economie’ is noodzakelijk in tijden van spanning en schaarste.
Voor dit artikel bekeken we de verkiezingsprogramma’s van GL-PvdA, D66, CDA en VVD. Reden voor deze keuze: volgens de laatste berichten is het aannemelijk dat tenminste drie van deze partijen deel zullen gaan uitmaken van een nieuw kabinet. De programma’s van de overige partijen bevatten overigens ook interessante en relevante ideeën over deze thema’s die een nieuw kabinet mogelijk zal omarmen.
Lees het artikel van 25 september ‘Keuzes en euro’s van nieuw kabinet onmisbaar bij ambities voor een sterke economie‘.
De centrum- en linkse partijen zijn zich er van bewust dat de huidige schaarste aan (stikstof)ruimte, energie en arbeid vraagt om fundamentele economische keuzes. GL-PvdA, D66 én CDA hebben gemeen dat zij nadrukkelijk streven naar een toekomstbestendige economie die ‘duurzaam, innovatief en inclusief’ is.
Het CDA laat weten een “visie op onze economie te hebben en keuzes te maken, inclusief welke banen daarbij horen.” Daarbij kiest het voor ‘groene industriepolitiek’ vanuit ‘ambitie en realisme.’ GL-PvdA deelt dit initiatief en gaat hierin nog een stap verder, door expliciet te verkondigen dat er “voor grootvervuilers die niet tijdig verduurzamen geen plek in ons land is.” D66 wil stoppen met vervuilende productie door middel van true pricing en wil fossiele subsidies sneller afbouwen. Ook kondigt de partij aan “ruimte te maken voor vernieuwers, door innovatieve starters de plek te laten innemen van onproductieve stoppers.”
Daarnaast hebben vooral GL-PvdA en D66 concrete ideeën om de circulaire economie transitie aan te jagen: zo wil eerstgenoemde onder meer “oplopende percentages gerecyclede grondstoffen in nieuwe producten verplichten” en “achterblijvers beprijzen.” D66 wil meer verantwoordelijkheid neerleggen bij producenten, en een lager Btw-tarief voor reparaties zoals schoenmakers en telefoonreparateurs.
In tegenstelling tot de andere drie partijen kiest de VVD voor ‘radicale economische groei.’ ‘Groene groei’ is volgens de partij noodzakelijk om verduurzamingsdoelen te realiseren. Het programma zet vooral in op het verminderen van de regeldruk en het verlagen van belastingen voor het bedrijfsleven. Hiervoor beoogt het onder meer een ‘Groei- en Ondernemersakkoord’. De partij committeert zich aan de klimaatdoelen, maar propageert tegelijkertijd een pragmatische aanpak. Door een ‘Klimaat- en groeiwet’ moet er een gelijk speelveld ontstaan tussen industriële bedrijven in Nederland en de rest van Europa. De circulaire transitie wil de partij versnellen door onnodige regels te schrappen en praktische knelpunten weg te nemen. En de VVD toont zich bereid te onderzoeken of de btw op tweedehands consumentenproducten en reparaties kan worden verlaagd.
Er is een breed gedragen besef onder de vier partijen dat de huidige Nederlandse economie bestaat uit te veel laagproductieve bedrijvigheid, dat in sterke mate afhankelijk is van laagbetaalde of uitgebuite arbeidsmigranten. Het CDA wil de vraag naar arbeidsmigranten die laagbetaald werk doen sterk verminderen. Daarbij overweegt het een sectoraal verbod op uitzendkrachten ‘als stok achter de deur’. Het CDA stelt verder voor een randvoorwaardelijke bedrijfseffectrapportage te verplichten voordat een bedrijf zich ergens vestigt, waarbij het zorgen voor huisvesting voor arbeidsmigranten een belangrijk criterium is.
GL-PvdA verkondigt dat “alleen werkgevers die een volwaardig loon betalen en personeel humaan behandelen een plek hebben in de Nederlandse economie.” Soortgelijke geluiden zijn te horen bij D66. Beide partijen willen strengere voorwaarden, waarbij arbeidsmigratie enkel mogelijk is voor werkgevers die zorgen voor eerlijke arbeidsvoorwaarden én die duidelijk bijdragen aan brede welvaart of innovatie. Ook de VVD kondigt aan “vooral die arbeidsmigranten naar Nederland te laten komen, waar de hele samenleving wat aan heeft.”
De programma’s van de vier partijen laten op het thema innovatie in grote lijnen meer overeenkomsten dan verschillen zien. Ten eerste zijn alle partijen voor het halen van de Lissabon-doelstelling waarbij 3 procent van het bbp wordt geïnvesteerd in onderzoek en innovatie. Ten tweede valt op dat hun verkiezingsprogramma’s veelvuldig spreken over het actief investeren vanuit de overheid in doelgerichte innovatie. Zo geven GL-PvdA, D66, CDA in vergelijkbare termen aan in te willen zetten op een Nationale Investeringsbank of een investeringsmaatschappij (VVD) om techbedrijven en veelbelovende startups te lanceren. Ook de private sector moet verleid worden hierin mee te investeren.
Wel zijn er verschillen in de uitvoering en de inhoudelijke focus. In de Investeringsbank van het CDA worden de krachten van Invest NL, Invest International en RVO gebundeld. In de plannen van GL-PvdA doen de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) daar ook aan mee, en moeten de investeringen nadrukkelijk ook ten goede komen aan het mkb. De VVD wil juist vooral inzetten op ‘topsectoren’ en ‘groeitechnologieën’, waarna “uiteindelijk ook het mkb profiteert van de investeringen.” D66 is nog wat specifieker: naast ‘maatschappelijke missies’ noemt de partij concrete investeringen in de energietransitie, circulaire transitie en het opschalen van groene waterstof, digitale autonomie en duurzame defensiecapaciteit.
Naast de Investeringsbank kondigen CDA en D66 nog aan het Groeifonds een nieuwe impuls te willen geven, en spreekt GL-PvdA over een Toekomstfonds van 25 miljard euro dat investeert in duurzame, innovatieve industrie, wetenschap en onderzoek en nieuwe spoorlijnen. Een idee van D66, tenslotte, is om een bewindspersoon voor Technologie en Innovatie aan te stellen, “met een eigen begroting en een stevig mandaat.”
Aan de ruimtelijke invulling van dergelijke maatregelen en ambities besteden de partijen niet of nauwelijks aandacht. De VVD kondigt aan de aanpak van Project Beethoven in Eindhoven toe te passen op andere plaatsen, zonder verdere concretisering. Ook GL-PvdA roemt Brainport (en Food Valley) en wil deze “zo nodig uitbreiden door investeringen in woningen en infrastructuur.” Niet duidelijk is of men dat ook van plan is met soortgelijke locaties elders in het land. Verder wil de partij scale-ups de mogelijkheid bieden om uit te breiden.
Zowel D66 als CDA willen innovatiecampussen en de samenwerking binnen ‘regionale ecosystemen’ versterken. Ook hier blijft het grotendeels onduidelijk waar en hoe precies. Interessant is wel dat het CDA ruimte wil creëren voor testfaciliteiten voor nieuwe technologieën, “zodat innovaties sneller de samenleving ten goede komen.”
Het feit dat de (betaalbare) ruimte voor (betekenisvol) werk en economie in veel steden in Nederland onder druk staat, is helaas nog niet zo doorgedrongen in deze vierverkiezingsprogramma’s. De VVD vormt hierop de uitzondering. In dat programma staat expliciet dat de “fysieke ruimte voor ondernemers niet mag afnemen, maar zelfs moet toenemen.” Bedrijventerreinen die worden getransformeerd naar andere functies moeten volgens deze partij elders terugkomen. Ook heeft de VVD aandacht voor de woon-werkbalans in nieuwbouwprogramma’s: “waar we nieuwe woonwijken ontwikkelen, zorgen we ook voor voldoende ruimte voor werklocaties in de nabijheid, zoals kantoren en bedrijventerreinen.
De overige partijen hebben weinig aandacht voor deze problematiek. Hoewel zij allen verkondigen het mkb een warm hart toe te dragen, krijgt de herstructurering en het beter benutten van de ruimte op bedrijventerreinen nergens echt prioriteit. Het CDA wil zowel bedrijveninvesteringszones (BIZ) als energiehubs op bedrijventerreinen eenvoudiger maken. D66 wil de OV-bereikbaarheid van bedrijventerreinen verbeteren. GL-PvdA verkondigt dat verloederde bedrijventerreinen plaats moeten maken voor woningen, wat enigszins haaks staat op de hoge circulaire economie ambities van deze partij, omdat die met een forse ruimtevraag gepaard zullen gaan.
Voor binnensteden is in de programma’s mondjesmaat aandacht. GL-PvdA wil lokale winkeliers beschermen door in te zetten op maatschappelijk vastgoed en huurbescherming, en door de concurrentie van online winkels te beperken door de kosten voor het terugsturen van producten te verhogen. D66 wil de levendige winkelstraat stimuleren door ruimte te creëren voor lokale producten, duurzame winkels en gezonde horecabedrijven. VVD wil de impulsaanpak winkelgebieden een nieuw leven inblazen.
Dit artikel is bedoeld om lezers die in hun dagelijkse werk bezig zijn met aan ‘ruimte voor economie-gerelateerde vraagstukken’ te informeren over waar deze vier partijen overeenkomsten en verschillen vertonen.
Wat opvalt is dat er op twee van de drie hier beschreven (sub)thema’s, in grote lijnen althans, sprake is van relatief veel raakvlakken. Voor het thema ‘keuzes maken over wat een plek verdient’ geldt dat vooral voor GL-PvdA, D66 en het CDA, en voor het thema ‘doelgericht aanjagen van innovatie en productiviteit’ zelfs voor alle vier. Hoewel er in de vertaalslag van abstracte plannen en ambities naar concreet beleid mogelijk wel nog grote(re) verschillen van inzicht kunnen ontstaan, biedt dit een hoopvol begin als deze partijen zich buigen over de kabinetsformatie.
Het thema ‘ruimte voor (betaalbaar en betekenisvol) werk en economie’ binnen de verstedelijkingsopgave is nog relatief onderbelicht en verdient meer aandacht bij de politieke onderhandelingen. Toch is dit bij uitstek een thema waar partijen met verschillende ideologische achtergronden elkaar zouden moeten kunnen vinden.