Jan-Hendrik Bakker bepleit een verbreding van het begrip mobiliteit met een ruimtelijke dimensie: laten we spreken over ‘verplaatsing’ in plaats van ‘mobiliteit’. Het gaat om meer dan de snelle weg tussen A en B. Er is altijd een waarlangs, waarheen en waarvandaan. Bakker pleit voor de herwaardering van traagheid.
Daan Roovers plaatst mobiliteit in sociaalpsychologisch en politiek perspectief. Mobiliteit staat voor vrijheid en vooruitgang. Vraagstukken laten oplossen aan ‘klimaattafels’ en door commissies ziet zij als een doodlopende weg. Roovers bepleit een discussie over nieuwe idealen van mobiliteit door een groep vrijgestelde, belangeloze burgers.
Henk Oosterling beschouwt mobiliteit in een ecologisch kader. Hij ziet een beweging van egoemancipatie naar ecoemancipatie. Hij staat voor doedenken in plaats van doem-denken. Het gaat om de individuele actie die ieder van ons kan ondernemen om ons eigen leven, dat van anderen en van de planeet te verbeteren.
Coen Simon constateert dat informatietechnologie het vraagstuk van de bereikbaarheid heeft veranderd. Mensen kunnen met elkaar communiceren los van tijd en plaats. Vergen intimiteit en nabijheid niet juist afstand, in plaats van de constante digitale aanwezigheid van de ander? Het gaat niet meer om wegen of rails, maar om informatie, afstand en menselijke betrokkenheid.
Naomi Jacobs, tot slot, plaatst mobiliteit in de context van het leven, de onbegrijpelijkheid en complexiteit daarvan. Het lijkt alsof mensen en emoties niet bestaan, alsof we de dood uit het dagelijks leven willen verbannen. Terwijl er altijd zaken onvoorspelbaar en onvoorzien zullen zijn.