Ruimte voor economie en werk
Hoe sturen G40-gemeenten in het tijdperk van binnenstedelijke verdichting? Uitdagingen en kansen voor balans tussen wonen en werk.
Diverse complexe maatschappelijke opgaven vragen om actie en daadkracht van een nieuw kabinet. Met de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur, en de rijksbegroting in de hand, maakt Platform31 de balans op: Wat zijn de grote uitdagingen op het gebied van wonen, economie, duurzaamheid en sociale vraagstukken? Wat heeft het huidige (demissionaire) kabinet voor elkaar gekregen en waar ligt de focus in de rijksbegroting. In vier artikelen zetten we dat op een rij, vanuit onze expertise in praktijk, beleid en wetenschap. Met aanbevelingen voor een nieuw kabinet. In dit artikel aandacht voor een sterke economie.
Juist in deze tijden van transities, spanning en schaarste
Gaastra, S. (2024) Nieuwjaarsartikel: Het eeuwige tekort vraagt om keuzes. ESB.; De Nederlandsche Bank (2025) Nederlandse economie onder druk: wat betekent de geopolitieke onzekerheid voor jou?
1
is er behoefte aan een rijksoverheid die met een goed doordachte langetermijnvisie komt. En die vervolgens ook de daad bij het woord voegt door een duidelijke regierol te pakken. Dit geeft zekerheid en stabiliteit, zodat regio’s en bedrijven weten waar zij aan toe zijn.
Ruimtelijk-economisch kent Nederland op dit moment drie urgente uitdagingen:
Ondanks dat economische ontwikkelingen zich moeilijk laten voorspellen, ontkomen we er niet aan economisch én ruimtelijk te anticiperen en prioriteren. Welke economische activiteiten zijn belangrijk genoeg om onze schaarse ruimte, arbeidskrachten en energie aan te gunnen? En ten koste van welke andere activiteiten en belangen moet en mag dat gaan? Wat moeten we als Nederland doelgericht stimuleren om de brede welvaart van onze inwoners te beschermen? En welke regio’s lenen zich het best voor welke typen economische activiteiten?
Dit zijn ingewikkelde maar belangrijke keuzes, die nauwe afstemming vergen tussen departementen, tussen Rijk en regio, en tussen de overheid, het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en maatschappelijke partners.
Tegelijkertijd komt de fysieke ruimte voor werk en economie vooral in steden steeds meer onder druk te staan als gevolg van de binnenstedelijke verdichtingsopgave. Om onze steden inclusief te houden is de toegang tot relevant en betekenisvol werk voor alle doelgroepen essentieel. Om te voorkomen dat dit type werk niet te veel de stad uit wordt gedrukt, hebben decentrale overheden meer financiële slagkracht en instrumenten nodig om te kunnen sturen bij de herstructurering van bedrijventerreinen en functiemenging in de wijken.
Het besef begint steeds meer door te dringen dat schaarste aan arbeid en personeel, (stikstof)ruimte, netcapaciteit en grondstoffen ons dwingt om selectiever om te gaan met ons economisch vestigingsbeleid. Ook de zorgwekkende staat van de natuur-, water- en luchtkwaliteit in Nederland draagt hieraan bij. De komende jaren zal de overheid samen met het maatschappelijk middenveld moeten nadenken over het doelgerichter faciliteren en accommoderen van wenselijke, toekomstbestendige economische activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld activiteiten die strategisch, economisch of maatschappelijk van grote meerwaarde zijn.
Ook de mate van duurzaamheid/circulariteit en inclusiviteit kunnen gelden als indicatoren om economische selectiecriteria op te baseren. Bedrijven die weinig productief en milieuvriendelijk zijn, sterk leunen op goedkope arbeidsmigratie of veel ruimte en energie behoeven zijn te categoriseren als minder wenselijk Stellinga, M. (2024) We proppen te veel economie in Nederland. Maar hoe kies je wie moet inschikken? NRC.; Bekkers, H. (2024) Raad van State: Arbeidsmarktkrapte vraagt om ingrijpende keuzes. Binnenlands Bestuur.; DenkWerk (2025) Kiezen én delen – werken en investeren voor morgen met een contract voor de toekomst. 2 . Doordat er op nationaal niveau onvoldoende richting wordt gegeven, zit Nederland in veel opzichten op slot Van Egmond, A. & van Hoorn, J. (2025) Nederland moet keuzes maken voor toekomstbestendige economie. Platform31. 3 .
Het ministerie van Economische Zaken is duidelijk nog zoekende naar hoe zichzelf in dit soort debatten te positioneren. In 2022 werd door minister Adriaansens nog een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over strategisch en groen industriebeleid. Zij sprak daarin de intentie uit om door sturende instrumenten (stimuleren, normeren en beprijzen) te bevorderen dat de industrie de nodige aanpassingen doorvoert. Sindsdien heeft de rijksoverheid nauwelijks gedurfde stappen gezet om dit proces daadkrachtig op te pakken.
Het huidige demissionaire kabinet zet weliswaar in op de verduurzaming van de industrie, maar is vooral gericht op het beschermen van gevestigde bedrijven en het verbeteren van hun concurrentiekracht. Zo stelt het Pakket voor Groene Groei 643 miljoen euro beschikbaar uit het Klimaatfonds, om de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS met vier jaar te verlengen. En de eerder ingevoerde CO2-heffing wordt weer afgeschaft. Voor opschaling van innovatieve klimaat-technologieën in de industrie zijn de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) beschikbaar.
Waar het vorige kabinet in 2023 aankondigde brede welvaart als afwegingskader voor het begrotingsbeleid te willen introduceren, is er in de miljoennota van dit jaar slechts impliciet aandacht voor dit concept.
Een volgend kabinet zal in de eerste plaats, aansluitend op het Europees perspectief, een duidelijke ‘missiegeoriënteerde’ visie op toekomstbestendige economische ontwikkeling moeten ontwikkelen: een duidelijke stip op de horizon die de richting voor de komende jaren bepaalt. En hier vervolgens ook daadkrachtig de regie op pakken. Ook vanuit het bedrijfsleven klinkt namelijk herhaaldelijk de roep om een duidelijkere, stabielere en standvastigere koers voor de lange termijn.
Deze langetermijnmissies zijn te combineren met een actiever aan- en ontmoedigingsbeleid. Inclusief transparante afwegingskaders zoals bedrijfseffectrapportages, die ook steden en regio’s vervolgens kunnen toepassen. Deze worden idealiter samen met decentrale overheden, bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld ontwikkeld.
Huidige bedrijven kunnen daarnaast veel meer uitgedaagd en gemotiveerd worden om hun bedrijfsmodellen aan te passen en de maatschappelijke en ecologische impact serieuzer te nemen. Denk hierbij aan striktere kaders voor inkoopbeleid vanuit overheden, en inderdaad stevigere normering en beprijzing WRR (2023) Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 4 . En aan afschaling van subsidies en fiscale regelingen die bedrijfsmodellen die disproportioneel schadelijk zijn voor de brede welvaart mede in stand houden.
De toegenomen geopolitieke spanningen leiden tot economische koerswijzigingen. Recente rapporten van Enrico Letta en Mario Draghi zijn door de Europese Commissie (EC) vertaald naar het competitiveness compass European Commission (2025) Competitiveness Compass. 5 . Dit kompas heeft onder andere als doel om kwetsbare afhankelijkheden af te bouwen en de innovatiekloof ten opzichte van de Verenigde Staten (en in toenemende mate ook China) te dichten. De EC zet in op het nog meer stimuleren van onder andere deep tech-innovaties, hoogwaardige maakindustrie, artificiële intelligentie (AI) en robotica.
De nieuwe Europese koers biedt kansen voor Nederlandse regio’s om te investeren in strategische (groei)sectoren en technologieën. Dit vereist nauwe samenwerking en afstemming tussen regio’s en tussen de regio’s en het Rijk. Maar ook met kennisinstellingen en mogelijke private investeerders, zoals institutionele beleggers Van Hoorn, J. & Koelemaij, J. (z.j.) Ruimtelijk Economische Organisatie van Stedelijke Nederland (REOS). Platform31. 6 . De laatste tijd gaan er in het publieke debat steeds meer stemmen op om actief ‘industriebeleid’ te heroverwegen. Dit kun je op een moderne manier vormgeven, door vooral missiegericht, ruimtelijk en strategisch te denken Garretsen, H. (2024) Gevestigde kritiek op industriebeleid botst met nieuwe realiteit. ESB. 7 . Het ontbreekt nog aan een ruimtelijke vertaling van het Europese en landelijke innovatiebeleid.
De productiviteitsgroei bleef in Nederland het afgelopen decennium achter bij het Europese gemiddelde. Terwijl een hogere arbeidsproductiviteit noodzakelijk is in het licht van de vergrijzing en de aanhoudende arbeidsmarktkrapte. Specifiek voor het mkb signaleerde het Nederlands Comité voor ondernemerschap in 2024 dat er sprake is van een zorgwekkende verschuiving van werkgelegenheid van hoogproductieve naar laagproductieve activiteiten Nederlands Comité voor Ondernemerschap (2024) Jaarbericht Staat van het mkb 2024: Perspectief op productiviteit. Verdienvermogen mkb nu versterken. 8 .
Er is op dit moment bovendien te weinig spill-over van innovatieve mkb-koplopers naar het bredere mkb. De randvoorwaarden om het mkb te ondersteunen bij innovatie en productiviteitsgroei moeten beter Van Hoorn, J., Marinissen, R. & Rolandus, T. (2024) Werken aan vraaggerichte publieke dienstverlening aan het mkb. Platform31.; SER (2025) Samenwerken voor arbeidsproductiviteitsgroei. Sociaal-Economische Raad. 9 . Een coalitie van het ministerie van EZ, provincies, gemeenten, publieke dienstverleners, ondernemersorganisaties en het beroepsonderwijs werkt daaraan via de Actieagenda MKB-Dienstverlening. Deze agenda loopt echter slechts tot eind 2026. Om de beweging die hiermee in gang is gezet ook daarna te continueren en productiviteitsgroei in het mkb te realiseren, zou een nieuw kabinet er verstandig aan doen deze agenda te continueren.
Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is de laatste jaren voortdurend bezig om het innovatiebeleid te herijken en scherp te stellen. Vanuit het missiegedreven innovatie- en topsectorenbeleid is er een aantal kennis- en innovatieagenda’s (KIA’s) opgesteld die focussen op technologie en digitalisering. Daarnaast is er inmiddels een landelijke dekking van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Deze worden gefinancierd door EZ, met als doel onder meer de samenwerking tussen het innovatieve mkb en kennisinstellingen in de regio te bevorderen.
Op 11 juli 2025 is namens de minister van EZ een Kamerbrief verstuurd over het actieplan om in 2030, conform de Europese Lissabon-afspraken, drie procent van het bruto binnenlands product (bbp) te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Onderdeel van dit plan is om meer private investeringen in technologie en innovatie te mobiliseren, bijvoorbeeld door het oprichten van een Nationale investeringsinstelling. Eerder kondigde het demissionaire kabinet al aan Invest-NL en Invest International samen te voegen tot een grotere financieringsinstelling
Rijksoverheid (2025) Invest-NL en Invest International gaan integreren tot een grotere financieringsinstelling.
10
.
In 2024 zijn in de Nationale Technologiestrategie (NTS) tien – voor Nederland kansrijke – prioritaire sleuteltechnologieën vastgesteld. Die variëren van fotonica tot quantumtechnologie, en van biotech tot halfgeleiders, cybersecurity en AI. In 2026 komen hier per sleuteltechnologie concrete actieagenda’s voor. Daarnaast zet Nederland in het kader van de NTS in op het versterken van de interdepartementale samenwerking, met name tussen Defensie, VWS en I&W.
In de miljoenennota voor 2026 is alvast een investering van 230 miljoen euro aangekondigd voor Nederlandse deelname in innovatieve halfgeleiderprojecten. Binnenkort verschijnt er vanuit EZ ook een nieuwe groeimarkten-strategie, waarin een aantal strategische sectoren nog specifieker wordt benoemd.
De op 8 september 2025 verschenen productiviteitsagenda zet in op een palet aan maatregelen. Naast het verminderen van de regeldruk en het aanpakken van de mismatch op de arbeidsmarkt is er relatief veel aandacht voor het ondersteunen van het mkb in termen van digitalisering en financiering Rijksoverheid (2025) Kabinet presenteert Productiviteitsagenda: slimmer werken voor een sterke economie. 11 . Hier zijn vooralsnog echter geen concrete financiële middelen voor gereserveerd. De rijksbegroting vermeldt wel dat de reeds bestaande regeling MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) zowel landelijk als regionaal wordt gecontinueerd.
Het demissionaire kabinet heeft bovendien een bedrag van 200 miljoen euro toegezegd om Nederlandse startups, via het European Tech Champions Initiative (ETCI) te kunnen laten doorgroeien naar scale-ups. Voor de uitvoering van de startup- en scale-up-agenda stelt het ministerie in 2026 6,7 miljoen euro beschikbaar. Toegang tot hoogwaardige onderzoeks- en testfaciliteiten wordt hierbij als essentiële randvoorwaarde gezien. Het ministerie zet in het op het ‘beter benutten’ hiervan, maar koppelt hier vooralsnog geen concrete investeringen aan. Hetzelfde geldt voor kennisvalorisatie: in 2026 werkt het ministerie hiervoor aan een ‘samenhangende beleidslijn’.
Verder wil het ministerie bestaande financieringsinstrumenten voor het brede mkb zoals Qredits en de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) verbeteren, evenals de Seed business angel regeling (SBA) en Vroegefasefinanciering (VFF). Het beschikbare budget voor de WBSO-regeling wordt voor 2026 verhoogd naar 1,8 miljard euro. Met deze regeling kunnen ondernemers een tegemoetkoming krijgen in de (loon)kosten van innovatieve projecten.
De rijksbegroting voor 2026 bevat een aantal logische initiatieven en aanknopingspunten, maar koppelt aan veel ambities onvoldoende financiële middelen. Het nieuwe kabinet moet oppassen dat de ambities op het gebied van innovatie en productiviteit geen papieren tijgers blijken. Behalve goedbedoelde intenties op het gebied van onder meer mkb-ondersteuning en -dienstverlening en campusontwikkeling is het belangrijk doelgerichter te investeren om innovatie en productiviteitsgroei zowel breed als fysiek te laten landen. Gedeelde onderzoeks- en experimenteerruimten zijn inderdaad essentieel, maar ontstaan niet vanzelf.
Een nieuw kabinet zou meer regie moeten pakken ruimtelijk economische keuzes. Het doet er in de eerste plaats verstandig aan om de ruimtelijk-economische visie door te vertalen naar stevige uitvoeringsagenda’s. Waarbij ook het innovatiebeleid een duidelijke ruimtelijke vertaalslag krijgt. Welke regio’s zijn het best toegerust om zich te specialiseren in een specifieke sleuteltechnologie, en hoe kunnen regio’s elkaar daarbij aanvullen en versterken? Daarbij is het, in het kader van de energietransitie, ook belangrijk de huidige én toekomstige energiebehoefte van economische activiteiten kritisch mee te wegen.
Het idee om een structureler publiek-privaat investeringsfonds op te tuigen is veelbelovend, maar vraagt om een daadkrachtige en gedurfde overheidsaanpak. Tenslotte is het belang van triple helix-samenwerking, inclusief het brede mkb, niet te overschatten. In dat kader staan de eerdere bezuinigingen op het hoger onderwijs van het demissionair kabinet in schril contrast met de stevige ambities vanuit EZ.
Een nieuw kabinet zal de uitgesproken intentie om meer interdepartementaal samen te werken voortvarend moeten oppakken. Om de Nederlandse economie concurrerend en weerbaar te houden moeten verschillende ministeries de krachten bundelen en tot een gezamenlijk Nationaal Programma komen voor de ontwikkeling van campussen en innovatiedistricten.
In de strijd om de schaarse ruimte zijn economische activiteiten te vaak het ondergeschoven kindje, zeker in steden die voor een complexe groei- en verdichtingsopgave staan Koelemaij, J. (2023) Ruimte voor economie en werk: Hoe sturen G40-gemeenten in het tijdperk van binnenstedelijke verdichting? Platform31. 12 . Op veel binnenstedelijke bedrijventerreinen die worden getransformeerd moet het ‘traditionele, stadsverzorgende mkb’ plaatsmaken voor woningen of kantoren. Deze ontwikkeling gaat ten koste van de inclusiviteit van steden Koelemaij, J. & Rolandus, T. (2025) Verkenning woon-werkbalans: steden en regio’s op zoek naar evenwicht. Platform31. 13 . Lokaal gewortelde (maak)bedrijven leveren namelijk niet alleen een belangrijke bijdrage aan het functioneren van een stad, maar ook aan de sociale economie. Zij bieden relatief veel werkgelegenheid aan praktisch en lager opgeleiden, of aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Daarom is het belangrijk om in gebiedsontwikkelingen zoals stedelijke transformatieprojecten voldoende (betaalbare) werkruimte te borgen. Zowel op binnenstedelijke bedrijventerreinen als in binnensteden en woonwijken. Na jaren van functiescheiding is het – waar mogelijk – mengen van functies het nieuwe credo. Stedelijke gemeenten ambiëren dit unaniem en doen wat ze kunnen om hierop te sturen Koelemaij, J., Rolandus, T. & ten Kate, J. (2025) Sturen op ruimte voor werkgelegenheid. Lessen van pioniers. Platform31. 14 , maar lopen in de uitvoering vaak vast. Dit komt omdat werkruimte ontwikkelaars (veel) minder oplevert dan woningen, en er dus een onrendabele top gefinancierd moet worden Van der Aa, F., Dinkla, F. & Holt, D. (2021) Essay stedelijk investeren en onrendabele toppen. Stedelijke transformatie. 15 .
Daarnaast is het belangrijk om de ruimte op bedrijventerreinen beter te benutten. Op dit moment zijn veel werklocaties ruimte-extensief en suboptimaal ingericht. Beter benutten is de komende jaren noodzakelijk. Dit kan (in theorie) door een effectieve aanpak van leegstand, herstructurering (inclusief vergroening), zonering (‘het juiste bedrijf op de juiste plek’) en intensivering (bijvoorbeeld het stapelen van bedrijfsruimte). Een aantal herontwikkelingsmaatschappijen, bijvoorbeeld in de provincies Utrecht en Overijssel, laten zien wat mogelijk is op basis van revolverende fondsen. Deze aanpak vraagt om opschaling. Daarnaast is samenwerking met en tussen ondernemers cruciaal om deze opgave daadkrachtig te kunnen aanpakken.
Waar het ministerie van Economische Zaken onder het kabinet Rutte IV al een Nationaal Programma Ruimte voor Economie presenteerde Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (2023) Programma Ruimte voor Economie. 16 , heeft het in 2025 doorgepakt en de Ruimtelijk Economische Visie gepubliceerd. Hierin wordt gesteld dat de ruimte voor economie niet mag afnemen en dat gebieden van (inter)nationaal belang moeten worden beschermd. Ook wordt aangegeven dat er de komende jaren gekeken wordt of er nieuw instrumentarium nodig is voor het realiseren van de doelstellingen Ministerie van Economische Zaken (2025) Ruimtelijk Economische Visie. Ruimte voor een dynamische economie in tijden van verandering. 17 . Hierover is in de Rijksbegroting 2026 niets concreets terug te vinden. Eerst wil het ministerie toewerken naar uitvoeringsagenda’s, in samenwerking met decentrale overheden, uitvoeringsorganisaties en (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven.
In 2025 is in iedere provincie gestart met de tender voor één pilotproject (‘investeringsplan’) over toekomstbestendige bedrijventerreinen. De belangrijkste uitgangspunten voor deze pilots zijn ‘integraliteit’, ‘samenhang’ en ‘ondernemersgerichtheid.’ Vanuit het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) loopt daarnaast sinds 2022 het Groeifondsproject Werklandschappen van de Toekomst, waarbij bedrijventerreinen moeten transformeren naar groene, gezonde, energie-efficiënte en klimaatbestendige werklocaties. Dit loopt nog tot en met 2027.
Om werklocaties efficiënter en duurzamer in te richten en de wijkeconomie te stimuleren zijn dringend aanvullende financiële middelen en instrumenten voor decentrale overheden noodzakelijk. Te denken valt aan een nationaal investeringsfonds voor schuifruimte die de landelijke uitrol van herontwikkelingsmaatschappijen mogelijk maakt. Dit kan mogelijk worden gecombineerd met het actief fiscaal stimuleren (en op termijn mogelijk zelfs juridisch verplichten) van georganiseerde samenwerking op bedrijventerreinen Rli (2023) Samen werken. Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. 18 .
Een rijksgrondfaciliteit voor werklocaties zou ook kansrijk zijn om te verkennen Stadszaken (2024) Rijksgrondfaciliteit voor actief grondbeleid: hoe gaat dat werken? 19 . Dit stelt decentrale overheden in staat om weer actiever grondbeleid te voeren en zo de impasse in de herstructurering van bedrijventerreinen te doorbreken.
Daarnaast zouden gemeenten erbij gebaat zijn wanneer woondeals worden uitgebreid tot woon-werkdeals. In deze deals zouden minimumpercentages voor (betaalbare) werkruimte moeten worden opgenomen. Tenslotte zouden gemeenten ook in dit kader gebaat zijn bij gemeentelijke vereveningsfondsen Van Summeren, A. & Dirks, F. (2025) Sturen op bouw van betaalbare woningen met gemeentelijk vereveningsfonds. Platform31. 20 , die de mogelijkheid bieden om op wijkniveau maatwerkafspraken te maken met beleggers en ontwikkelaars over de hoeveelheid (betaalbare) werkruimte.