Goed groen verschilt per gebiedsontwikkeling

20 juli 2022 | Leestijd: 7 minuten
Groen kan een positieve bijdrage leveren aan waterberging, hittestress, gezondheid, biodiversiteit en ruimtelijke kwaliteit. Maar welk groen is goed, wanneer is het goed genoeg en hoe hou je ook na oplevering de ambities overeind? En hoe krijg je dat voor elkaar bij verdichting van steden? Daarover ging het webinar ‘Groen bij binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen’ van het programma Stedelijke Transformatie op 23 mei 2022. Dat geeft geen uniform antwoord voor elke gebiedsontwikkeling. Er blijkt wel veel mogelijk te zijn als de baten van groen vroeg aandacht krijgen bij een ontwikkeling.

Auteur(s)

Enkele inzichten uit het webinar:
  • Steven Kamerling (NL Greenlabel): “Naast fysieke baten van groen zijn er ook mentale baten, zoals stimuleren van beweging en daarmee sociale contacten, en beperking van de ervaring van hinder.”
  • Martijn van Gelderen (BPD): “Methodieken zoals NL Greenlabel helpen als procesinstrument. Niet als normering maar om met maatwerk aan te sluiten bij de kenmerken van een gebied.”
  • Anne Luijten (gemeente Arnhem): “Ons puntensysteem maakt voor een initiatiefnemer duidelijk wat we onder natuurinclusief bouwen verstaan. Het wordt concreter en beter te toetsen.”

Webinar terugkijken: Groen bij binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen

Bij de ruim 80 deelnemers aan het webinar zijn opvallend veel groene achtergrondfoto’s, wat de betrokkenheid bij het thema illustreert. Ongeveer de helft werkt bij de overheid, daarnaast zijn ook ontwikkelaars, advies- en ontwerpbureaus, kennisinstellingen en woningcorporaties vertegenwoordigd. Via mentimeter geven deelnemers aan wat ze zien als grootste opgaven. Geld en ruimte zijn de meest genoemde issues om de ambities voor waterberging, klimaatadaptatie en biodiversiteit te kunnen waarmaken.

Gezonde leefomgeving voor mens en dier

Groen wordt volgens Steven Kamerling nog te vaak gezien als decoratie. Hij geeft een toelichting op de inzet van NL Greenlabel voor een gezonde leefomgeving voor mens en dier. In dit seminar gaat het vooral om de sturing op gebiedsniveau met het NL Gebiedslabel. Hij bepleit om meer te kijken vanuit ecosystemen en zo meekoppelkansen te verzilveren en financiële ruimte beter te benutten.

“We moeten anders leren kijken”, benadrukt hij. Naast fysieke baten van groen zijn er ook mentale baten, zoals stimuleren van beweging en daarmee sociale contacten, en beperking van de ervaring van hinder. “Kijk gericht waar zich de problemen bevinden en zoek bijpassende maatregelen.” Daarvoor moet je andere mensen aan tafel zetten. Niet alleen de landschapsarchitect, maar ook deskundigen vanuit sociale en psychologische hoek. Naast die bredere blik bij het initiatief is het noodzakelijk ook tijdens de aanleg en in de gebruiksfase de vinger aan de pols te houden, zodat de ambities niet verwateren.

Natuurpositief

In het kader van biodiversiteit gebruikt NL Greenlabel liever de term natuurpositief dan natuurinclusief bouwen. Daarvan zijn al veel mooie voorbeelden te vinden. Kamerling waarschuwt dat je dat niet moet zien als een catalogus zonder na te denken over de effectiviteit van de maatregelen. Zorg voor de juiste kennis om biodiversiteit onderdeel te maken van de architectonische opgave. Kamerling noemt een paar aandachtspunten:

  • De bodem is de basis, en daar gaat veel fout. Bij bouwwerkzaamheden wordt bijvoorbeeld de grond dichtgereden met bouwvoertuigen.
  • Maak naast gebruiksgroen ook kijkgroen, zeker in hoogstedelijke verdichting is uitzicht op groen belangrijk.
  • Pas op met kapvergunningen: een oude boom is misschien kapwaardig maar heeft juist extra waarde voor biodiversiteit, het is een bron van voeding.

“We zitten in een leercurve’, besluit Kamerling. “De methodieken van NL Greenlabel helpen om aandacht te vragen voor de waarde van stedelijk groen. Zet daarbij ook in op lastiger thema’s als beheer, want dat is enorm belangrijk om in de gewenste ambitie overeind te houden. En neem de bewoners mee in de leercurve. Extensief beheer is goed voor de biodiversiteit, maar wordt al snel gezien als rommel.”

Belang van groen bij gebiedsontwikkeling

Groen wint aan belang bij gebiedsontwikkelingen. Martijn van Gelderen, manager milieu en omgevingskwaliteit bij BPD, schetst aan de hand van een aantal voorbeelden het toenemende belang van groen bij gebiedsontwikkeling. Een eerste voorbeeld is The George op de Zuidas in Amsterdam. Hier zijn plantenbakken geïntegreerd in het gebouw: het kleinste schaalniveau voor meer groen in de stad. Om de kwaliteit van het groen te behouden mogen de bewoners niet zelf het onderhoud doen. De plantenbakken zijn kadastraal afgesplitst van de appartementen en zitten in een aparte beheer-bv.

BPD heeft een aantal ontwikkelingen met NL Greenlabel laten beoordelen. Hij is trots dat ze bij een pre-scan voor de gebieden A tot C scoren. Kamerling bevestig dat dit hele goede scores zijn. Een belangrijke succesfactor is de gedeelde tuin, die al ingericht wordt opgeleverd en waar het onderhoud en beheer via de VvE, de gemeente of een actieve derde loopt.

  • Voor het World Food Center in Ede gaat BPD ook echt het certificeringstraject in. Door de schaalgrootte en de ligging bij een NS-station zijn er goede kansen op dit voormalige verharde kazerneterrein aan de rand van een groengebied.
  • Voor de gebiedsontwikkeling op het Amphia-terrein in Breda is een instandhoudingsgarantie opgesteld voor oevers en bomen in tuinen. Het IVN was nauw betrokken bij de planvorming.
  • Proeftuin Erasmusveld in Den Haag vermindert hittestress door toepassing van hout en lichte bouwmaterialen. Regenwater wordt hergebruikt en stadslandbouw krijgt een plek.
  • PoortMeesters, een binnenstedelijk plot de Spoorzone Delft, krijgt een waterneutraal dak en een een waterbergingssysteem dat tot 500.000 liter regenwater kan opvangen. Privétuinen sluiten via groene erfscheiding aan op een gemeenschappelijke binnentuin.

Doe botsproeven

BPD legde de plannen voor de nieuwe wijk Liermolen in Westland langs een andere meetlat: de leidraad klimaatadaptief bouwen. Uit de resultaten blijkt dat je met een redelijk standaard woningbouwplan goed kunt voldoen aan bestrijding van droogte, waterberging en verminderen van hittestress. Van Gelderen adviseert: “Voer dit soort botsproeven ook zelf uit. In veel convenanten worden afspraken gemaakt zonder dat we precies weten wat dat dan betekent voor een plan, hoe ziet dat er dan uit?” Wat de echte resultaten zijn, blijft nog even toekomstmuziek: “We creëren condities voor biodiversiteit met manieren van bouwen, aanplant van wonen en bloemrijk grasland. Maar om te kijken of het echt werkt hebben we de factor tijd nodig. Dat hangt ook vast aan beheer en onderhoud van de plek.”

Van Gelderen deelt een aantal lessen:
  • Ontwerp gebouw en gebied in samenhang om de juiste condities te scheppen.
  • Geef beheer en onderhoud een plek in het ontwerpteam.
  • Koop diensten en materialen duurzaam in.
  • Zorg voor borging na oplevering, inclusief een financiële paragraaf.
  • Stuur op beeldkwaliteit, maar houd wel ruimte voor flexibiliteit.
  • Biodiversiteit is gebaat bij schaalgrootte, dan heeft het impact.

Methodieken als NL Greenlabel zijn volgens Van Gelderen een goed procesinstrument. Bij toepassing zorgt het voor het juiste gesprek over de juiste thema’s. Al doende leidt dat tot bewustwording. Hij is tegenstander van normering van bijvoorbeeld een percentage groen per gebied. Daarvoor zijn de verschillen tussen de gebiedsontwikkelingen te groot: hoogstedelijk is heel iets anders dan wijken in de stadsranden.

Puntensysteem natuurinclusief bouwen

Gemeente Arnhem heeft een puntensysteem voor natuurinclusief bouwen voor woningen. Zo wil de gemeente de woningbouwcrisis en de biodiversiteitscrisis tegelijk aanpakken. Anne Luijten vertelt dat het Arnhemse puntensysteeem is geïnspireerd op systemen in Den Haag, Ede en Nijmegen. In Arnhem is het verplicht gesteld: bij herziening van een bestemmingsplan worden de beleidsregels voor natuurinclusief bouwen toegevoegd. Dat kan op elke schaal: zowel grote gebiedsontwikkelingen als een particulier die één woning bouwt, moeten eraan voldoen. Arnhem is aangewezen als experimenteergemeente in het kader van de crisis- en herstelwet. Met die mogelijkheden voor een bestemmingplan met verbrede reikwijdte loopt de gemeente vooruit om de Omgevingswet en was het al mogelijk dit in het bestemmingsplan op te nemen.

Initiatiefnemers van nieuwbouwwoningen vullen een formulier in en zien dan direct hoeveel punten ze krijgen. In een maatregelcatalogus staan de kosten en randvoorwaarden, maar ook tips en tricks. Er moet altijd een combinatie zijn van groene maatregelen en nestvoorzieningen. Bij controle van het invulformulier geeft de gemeente adviezen om het effect van de maatregelen zo groot mogelijk te maken. Het puntensysteem geldt ook voor openbare ruimte die een ontwikkelaar inricht en na verloop van tijd aan de gemeente overdraagt. Er is altijd ruimte voor vrije maatregelen. “Het is alleen maar mooi als de ontwikkelaar iets verzint dat wij niet hadden bedacht”, aldus Luijten. Een check door iemand met kennis van zaken is wel nodig. Luijten toont een voorbeeld van een goedbedoelende bouwer die gierzwaluwneststenen te laag en boven elkaar heeft geplaatst, wat de aanvliegroute hindert. “Deze nesten worden waarschijnlijk niet gebruikt, en dat is zonde.”

Verbreding naar klimaatadaptief

Vaak is er verwarring tussen natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen. Luijten legt uit: “Er is overlap. In ons puntensysteem kun je punten halen als je kiest voor zo min mogelijk verharding, ruimte geeft aan water en groen aanlegt. Dat biedt meer kansen voor dieren, bestrijdt hittestress maar zorgt ook voor minder wateroverlast. Daarnaast zijn er maatregelen, zoals zo min mogelijk verlichting en inbouwen van neststenen, die alleen bijdragen aan de biodiversiteit. En aan de andere kant maatregelen als materiaalkeuze en zonneschermen die een rol spelen bij klimaatadaptatie maar waar dieren niet per se beter van worden.”

Arnhem onderzoekt uitbreiding van het puntensysteem met een klimaattoets. Andere mogelijke vervolgstappen zijn uitbreiding naar andere gebouwen dan alleen woningen en toepassing bij renovatie. Ook kan een link met de prestatieafspraken met woningcorporaties zinvol zijn. De voorwaarde van een langjarig onderhoudsplan wordt bij een herziening toegevoegd. “We zijn begonnen, want de biodiversiteit gaat te hard achteruit. Vervolgens gaan we kijken hoe we het systeem nog beter kunnen maken. Misschien is het nu nog te veel een invullijstje, maar we hebben in ieder geval verplichtingen. De reacties van ontwikkelaars, initiatiefnemers en architecten zijn positief en enthousiast. Aan de hand van de eerste projecten zullen we zien of het ambitieus genoeg is. Bij de evaluatie kijken we welke maatregelen veel of weinig worden gekozen, wat van invloed kan zijn op de waardering van maatregelen.”

Kosten

Bij de afsluitende vragenronde wordt gevraagd naar de financiële kant: is meer groen kostenverhogend? Luijten geeft aan dat de natuurinclusieve toevoegingen 500 tot 1500 euro per woning kosten. “Voor ons college was dat acceptabel.” Van Gelderen bevestigt dat de kosten voor gebouwgebonden maatregelen beperkt zijn. Over de kosten voor beheer en onderhoud is nog weinig te zeggen. Het financiële knelpunt zit volgens hem vooral bij de ruimte voor groen op wijkniveau, afgezet tegen andere ruimtevragers. “Bij stedelijke transformatie is dat lastig omdat het versnipperd is. We komen al nauwelijks tot elkaar om een parkeernorm af te spreken en de kavels te verdelen.”

Juist daarom pleit Kamerling nogmaals tegen een sectorale en voor een samenhangende benadering. “Dan heb je de kansen en de problemen beter in zicht kun je ze in een breder perspectief plaatsen. Met een andere bril en kom je tot betere oplossingen.”

Gespreksleider Maarten Hoorn sluit het webinar af met een belofte: “We hebben de heilige graal nog niet gevonden voor groen bij binnenstedelijke ontwikkelingen. Juist omdat de ruimtedruk daar zo hoog is, blijft het voorlopig nog een zoektocht hoe we op een goede manier kunnen vergroenen. Daar besteden we vanuit het programma Stedelijke Transformatie nog verder aandacht aan.”

Platform31 voert het programma Stedelijke Transformatie uit. Hierin werken overheidspartijen, marktpartijen en kennisinstellingen samen om de transformatieprojecten versneld tot uitvoering te brengen, gemeenschappelijke problemen te doorgronden en op te lossen en de opgedane kennis te verankeren.

Naar Stedelijke Transformatie

Contact

Maarten Hoorn Wonen en ruimte 06 10 15 67 08 LinkedIn

Ontvang nieuws van Platform31

Nieuws, publicaties en bijeenkomsten van Platform31 automatisch in jouw mailbox? Meld je dan aan voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief over actuele ontwikkelingen in stad en regio.

Bekijk al onze nieuwsbrieven en updates

"*" geeft vereiste velden aan