- home
- Wat we doen
- Kennisdossiers
- Kennisdossier Bevolkingsdaling
- 3.3 Bevolkingsontwikkeling in Nederland
Inhoud
- Bevolkingsdaling: wat is het?
- Beleid voor bevolkingsdaling: een korte geschiedenis
2.1 Terugbrengen van groei
2.2 Actieplan Bevolkingsdaling – 2009
2.3 Nieuw Actieplan Bevolkingsdaling – 2016
2.4 Provincies
2.5 Gemeenten
2.6 Groeiende interesse verbinding tussen platteland en stad - Bevolkingsontwikkeling en prognoses
3.1 Inleiding
3.2 Drijvende krachten achter bevolkingsontwikkeling
3.3 Bevolkingsontwikkeling in Nederland
3.4 De zeggingskracht van prognoses
3.5 Onwaarschijnlijkheden en scenario’s
3.6 Conclusie - Ontwikkelingen per domein
4.1 Wonen
4.2 Gezondheid en zorg
4.3 Onderwijs
4.4 Regionale economie en arbeidsmarkt
4.5 Bereikbaarheid - Praktijkvoorbeelden
5.1 Aanpak huisartsentekort
5.2 Toekomstgericht bouwen in Biggekerke
5.3 Zelfrijdende shuttlebus bij Ommelander ziekenhuis
5.4 Toekomst wonen in Beltrum
5.5 Gefaseerde strategie voor de herontwikkeling van Rolduckerveld
3.3 Bevolkingsontwikkeling in Nederland
3.1 Inleiding
De afgelopen 150 jaar kende Nederland een spectaculaire bevolkingsgroei, die langzaam maar zeker afvlakt (afbeelding 1). Telde dit land in 1850 slechts 3 miljoen inwoners, zo is dat anno 20120 opgelopen tot ruim 17 miljoen. De verwachting van het CBS is dat dit oploopt tot 18 miljoen in 2029 en tot 18,5 miljoen in 2050. Opvallend is dat er alternatieve prognoses zijn, zoals van Eurostat (2019) of de Verenigde Naties (2019), die er vanuit gaan dat de Nederlandse bevolking al eerder haar maximum bereikt en vervolgens zal dalen. De studies van Eurostat en de VN komen uit op beduidend lagere bevolkingsaantallen (respectievelijk 17,8 en 17,1 miljoen) voor het jaar 2050. Deze verschillen komen voort uit uiteenlopende inschattingen van de omvang van migratie en de ontwikkeling van de levensverwachting.
Huishoudens en vergrijzing
Op 1 januari 2018 telde Nederland 7,9 miljoen huishoudens. Volgens de huishoudensprognose van het CBS zal dit aantal in 2050 zijn toegenomen tot 8,8 miljoen. Het aantal huishoudens groeit sneller dan het aantal inwoners, omdat het gemiddeld aantal personen per huishouden daalt. Eén van de belangrijkste trends van de demografie in Nederland is echter vergrijzing. In 1950 was minder dan 8 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. In 2018 is dit percentage al opgelopen tot bijna 19 procent en er is een stijging voorzien tot 25 procent in 2035. Tot 2040 zet de vergrijzing nog door en daarna zal het aandeel ouderen heel geleidelijk afnemen, verwachten PBL en CBS. De potentiële beroepsbevolking van Nederland (de populatie tussen 20 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd) zal de komende jaren snel groeien als gevolg van het verhogen van de AOW-leeftijd en na het jaar 2024 geleidelijk fluctueren.
Regionale bevolkingsontwikkeling
Wanneer we de bevolkingsontwikkeling op regionaal niveau bekijken, zien we grote verschillen tussen regio’s. Sinds de jaren ’90 kampt een toenemend aantal Nederlandse regio’s met bevolkingsdaling. Zowel de studie van het PBL en CBS (2019) als de studie van ABF Research (2018) verwachten dat de trend van regionale bevolkingsdaling zal doorzetten. In afbeelding 2 is de (geprognosticeerde) bevolkingsontwikkeling van de krimpregio’s over de periode 2000-2040 weergegeven. De figuur laat zien dat het bevolkingsaantal in de meeste krimpregio’s daalt. Een sterke daling wordt verwacht in de Eemsdelta (-25,2 procent over de periode 2000-2040), Parkstad Limburg (-13,8 procent) en de Achterhoek (-12,2 procent). Maastricht-Mergelland vormt volgens CBS de uitzondering met een groei van 3,9 procent. Dat wordt echter weersproken door de prognoses van ABF Research, die ook voor deze regio (in ieder geval voor de periode 2018-2030) bevolkingsdaling voorziet. De ontwikkelingen in de krimpregio’s staan daarmee haaks op de landelijke trend van bevolkingsgroei.
Als gevolg van huishoudensverdunning komt een daling van het aantal huishoudens op minder plekken voor dan een daling van het inwonertal. Over de periode 2018-2035 wordt alleen in regio Delfzijl en omgeving een huishoudensdaling van meer dan 5 procent verwacht. Met de tijd krijgen ook andere regio’s echter met huishoudensdaling te kampen. Over de periode 2035-2050 zullen in totaal negen COROP-regio’s (het analyseniveau dat CBS en PBL hanteren) een daling van minstens 2,5 procent gaan beleven, allen aan de randen van het land.
De krimp komt echter het sterkste tot uiting in de geprognosticeerde vergrijzing. Alle Nederlandse regio’s vergrijzen, maar deze ontwikkeling gaat aan de randen van het land sneller dan in de Randstad en de verwachting is dat dat de komende jaren zo blijft (zie afbeelding 3). Zeeuws-Vlaanderen is begin 2018 de meest vergrijsde regio met 25 procent 65-plussers. Ook in het noorden, de Achterhoek en in Limburg wonen relatief veel ouderen. In de krimpregio’s zal de vergrijzing de komende decennia sterk doorzetten als gevolg van een lage natuurlijke aanwas. In 2035 zal Delfzijl en omgeving de meest vergrijsde regio zijn met bijna 34 procent 65-plussers. Ook in veel van de andere krimpgebieden zal in een groot deel van de gemeenten het aandeel 65-plussers in 2035 boven de 30 procent liggen. Na 2040 neemt de vergrijzing licht af en worden de regionale verschillen in vergrijzing kleiner.

Ook de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking in krimpgebieden staat haaks op de landelijke trend. Naar verwachting krimpt de beroepsbevolking tot 2035 in diverse regio’s aan de Duitse grens, vooral in Limburg en Groningen al met meer dan vijf procent. Gemeenten met een krimpende potentiële beroepsbevolking kennen doorgaans ook een dalend bevolkingsaantal en vergrijzing.