Huursom en woonlastenquote
Eef Meijerman, Steunpunt Wonen
Van de laagste inkomensgroep zit nu al ruim 50 procent onder de armoedegrens. Bij de huursombenadering stijgt dat percentage tot bijna 60 procent. Alleen met een inkomensafhankelijke component is dit percentage gelijk te houden op 50%. Dit bleek uit de klankbordbijeenkomst waarin we de effecten van de modellen voor de uitvoering van de huursom bespraken op inkomensgroepen, huurtoeslag en de huurruimte in de krimpgebieden. Dit neemt natuurlijk niet weg dat die 50 procent nog steeds veel te hoog is.
Het huidige huurbeleid leidt voor de doelgroep tot te hoge huren. Een groot deel van de minima heeft nu al betalingsproblemen en dat zal door de stijgende woonlasten alleen maar toenemen. Huishoudens met een hoger inkomen hebben de huurkorting niet nodig. Huurkorting die onnodig bij de midden- en hogere inkomensgroepen komt, kan niet benut worden om de laagste inkomensgroepen tegemoet te komen.
Hoewel we geen inzicht kregen in de verschillende huishoudens, weten we wel dat gezinnen en huishoudens tot 38.000 euro geen recht hebben op huurtoeslag. Juist deze mensen zijn extra kwetsbaar voor hogere huren met als gevolg dat deze huurders steeds minder te besteden hebben. Vanzelfsprekend zijn ze tegen extra huurverhogingen. Daar zijn drie oorzaken voor: huurders met een jaarinkomen tussen de 34.000 en 38.000 euro wonen niet scheef als ze tussen de 550 en 700 euro huur betalen. Dit lukt net bij een redelijke energierekening. Ook zij zien hun inkomen naar de huur verdwijnen. Een “betere” woning in het middensegment is vaak niet beschikbaar.
Deze twee kwesties kunnen we alleen zorgvuldig verbinden door de component “woonlastenquote” toe te voegen. Dan is het voor de getroffen huurders duidelijk waar de grens ligt als de streefhuur nog niet is bereikt. En houden we rekening met de energielasten (label). Verder kunnen corporaties conform het NIBUD-model maximaal 50 procent van de extra inkomsten aan woonlasten besteden. De extra inkomsten moeten we vervolgens inzetten om het aantal huishoudens onder de armoedegrens terug te dringen.