Systeemweerstanden remmen collegiale ondersteuning

Interview met Ruud van den Boom, directeur-bestuurder van Woonkwartier

Collegiale ondersteuning of matching zijn beladen woorden. Toch ontstaan er de laatste tijd bijzondere voorbeelden. Bij collegiale ondersteuning spelen niet alleen opgaven en middelen, maar ook drijfveren een belangrijke rol. Platform31 brengt bijzondere voorbeelden in beeld en interviewt bestuurders over hun drijfveren. Hieronder leest u het derde interview in de serie over collegiale ondersteuning met Ruud van den Boom, directeur-bestuurder van Woonkwartier in West-Brabant.

Wat zijn, voor u persoonlijk, de drijfveren voor het oppakken van een actieve rol in de opgaven van collega-corporaties?

“Die drijfveer heeft er vooral mee te maken dat ik graag het verschil wil maken voor anderen. Het hebben van een prettige en betaalbare woning is van grote invloed op iemands welbevinden, maakt dat verschil. Woonkwartier zelf is een gezonde corporatie met een goede woningvoorraad die we tegen betaalbare prijzen verhuren. Een aantal jaar terug liet ik aan een aantal collega-corporatiebestuurders trots enkele van onze maatschappelijke projecten zien. De reactie van Maria Molenaar, bestuurder van Woonstad, zette me aan het denken. Ze reageerde positief op de projecten, maar gaf aan dat je met dezelfde investeringen in Rotterdam-Zuid veel meer kan bereiken. Daar ligt een enorme opgave, zowel fysiek als sociaal. Tijdens een later bezoek aan Rotterdam-Zuid kon ik haar opmerking alleen maar beamen.”

Toch komt collegiale ondersteuning niet makkelijk van de grond. Hoe komt dat volgens u?

“Het huidige systeem zorgt ervoor dat een corporatie lokaal opereert vanuit een lokaal bepaalde urgentie. Dat belemmert het zicht op de opgave elders. De Woningwet en de indeling in woningmarktregio’s heeft deze lokale verankering alleen nog maar versterkt. Wat op zichzelf goed is, maar partijen ook de ogen laat sluiten voor de volkshuisvestelijke opgave van bv Nederland. Hier speelt de vraag mee of je een corporatie ziet als eigenaar van vermogen of als rentmeester van maatschappelijk kapitaal. Voor wie een corporatie ziet als eigenaar van vermogen, is het helemaal niet zo gek om het volkshuisvestelijk budget in te zetten in het gebied waar de corporatie werkzaam is. Degene die een corporatie ziet als rentmeester van maatschappelijk volkshuisvestelijk vermogen, en vanuit dit rentmeesterschap gaat nadenken over bv Nederland, komt tot andere keuzes.”

De Woningwet heeft veel veranderingen in de sector teweeg gebracht. Werken deze naar uw idee bevorderend voor collegiale ondersteuning of juist niet?

“De politiek heeft rondom collegiale ondersteuning twee bewegingen op gang gekregen: een stimulerende en een remmende. De openbaarmaking van de Indicatieve Bestedingsruimte Woningcorporaties (IBW) heeft zichtbaar gemaakt dat er grote verschillen in bestedingsruimte zijn tussen woningcorporaties. Dit heeft de discussie over collegiale ondersteuning aangewakkerd. De vraag die je vaak hoort, is of het wenselijk is dat er corporaties zijn met veel volkshuisvestelijk vermogen en weinig opgaven en corporaties met veel opgaven maar te weinig investeringsmogelijkheden? Ook maatschappelijke ontwikkelingen spelen een rol. Als gevolg van het Klimaatakkoord van Parijs is de duurzaamheidsopgave van corporaties aangescherpt en werken we toe naar een CO2-neutrale energiebehoefte in 2050. Het is duidelijk dat niet alle corporaties deze opgave zelfstandig aan kunnen. Collegiale ondersteuning kan hierin helpen.”

Dit zijn vooral positieve ontwikkelingen van collegiale ondersteuning. Welke remmende ontwikkelingen ziet u?

“De Woningwet heeft ook een andere beweging op gang gebracht en de bestaande systeemweerstanden versterkt. Het financieel toezicht is aangescherpt en het WSW is door de minister gemandateerd om de saneringstaak uit te voeren. Tegelijkertijd staat het WSW bestuurlijk dichter bij het ministerie en meer op afstand van de corporatiesector. Hoe dan ook landt via de ‘borging’ of via de ‘sanering’ de uiteindelijke rekening bij de sector. Om vanuit de sector voldoende zeggenschap te houden over de sanering, wordt bij mogelijke saneringen vanuit Aedes een adviescommissie ingesteld die het Aedes-bestuur adviseert. Zowel het WSW, de AW als de Aedes-adviescommissie richten zich op risicobeheersing en het zo beperkt mogelijk houden van de saneringsvraag. De uitvoering van de volkshuisvestelijke opgave in een gebied, speelt bij saneringsvraagstukken geen of een zeer beperkte rol.

De lokale opgave is louter onderwerp op de lokale gesprekstafel en vice versa. Het proces van de prestatieafspraken met huurdersorganisaties en gemeente zorgen ervoor dat alle opgaven lokaal geënt zijn. Dit systeem biedt geen ruimte voor opgaven van elders. Zeker in een regio als de onze, waarin de lokale politiek sterk verweven is met de lokale samenleving, is het noodzakelijk om rekening te houden met lokale weerstanden en een vaak politieke inkleuring van de volkshuisvestelijke opgave. Aan de andere kant is er ook het realiteit dat soms regionale vraagstukken integraal moeten worden opgelost. Zo is er bij zowel huurdersorganisaties als bij de lokale politiek draagvlak voor het leveren van een bijdrage in het oplossen van het WSG-vraagstuk en ons voornemen om bezit van WSG over te nemen.

Een andere systeemweerstand in de sector is de inrichting van het intern toezicht. Raden van Toezicht sturen sterk op financiën en risicobeheersing vanuit de grenzen van de eigen organisatie. Op zichzelf een zeer goede ontwikkeling waarmee ze borgen dat er verantwoord wordt omgegaan met onze middelen, maar dit zorgt er ook voor dat snel op de rem wordt getrapt, zeker bij investeringen buiten het werkgebied.”

Wat zou volgens u helpen in het stimuleren van collegiale ondersteuning?

“Er is een push-factor nodig om het treintje van collegiale ondersteuning te laten rijden. Wat helpt is een construct. Daarmee is het niet bedreigend om bij de buren te investeren. Het Wooninvesteringsfonds (WIF) was hier een voorbeeld van. Hoewel het niet goed afliep met het WIF, zat het construct zelf goed in elkaar.

Wat ook zou helpen is een open discussie met corporatiebestuurders. Niet om elkaar te overtuigen, want dat lukt toch niet en moet je ook niet willen, maar om meer inzicht te krijgen in elkaars denkwijzen, de huidige systeemweerstanden en de manier waarop we hiermee omgaan. Het treintje van collegiale ondersteuning rijdt op een rails van waarde-opvattingen. Inzicht in de waarde-opvattingen van anderen helpt de discussie over het verlenen van collegiale hulp verder.”