RES-regio’s vooral een overheidsfeestje
‘Betrek nu al zo veel mogelijk partijen bij de Regionale Energiestrategieën’
Over 11 jaar moeten we in Nederland een CO₂-reductie hebben van tenminste 49 procent ten opzichte van het jaar 1990. Daar is samenwerking voor nodig van alle betrokken partijen. Van overheid en bedrijfsleven tot bewoners. Op decentraal niveau moet die samenwerking vorm krijgen in de RES-regio’s. Maar vooralsnog blijkt het vooral een ambtelijke aangelegenheid te zijn.
Door Pieter Verbeek
Dertig regio’s in ons land zijn aan de slag gegaan met een Regionale Energiestrategie (RES) om het Klimaatakkoord decentraal uit te voeren. Alleen Zeeland heeft daar momenteel als enige een concept van klaarliggen. “Er gebeurt veel rond de energietransitie maar je ziet dat op lokaal niveau gemeenten de opgave nog niet voor elkaar krijgen”, vertelt Donald van den Akker, projectleider bij Platform31 en een van de onderzoekers van het onderzoek Regionale Energie Strategieën (RES) als motor van de energietransitie, dat afgelopen zomer verscheen. Platform31 keek in het kwalitatieve onderzoek naar de vier verschillende energieregio’s Friesland, Holland Rijnland, U16 (Utrecht en omstreken) en Zuid-Limburg. “We wilden onderzoeken hoe we nu precies met de RES willen werken. Het moet geen papieren tijger worden maar we moeten er echt wat mee doen. Welke capaciteit, kennis en competenties hebben de partners in deze regio’s nodig voor een werkende Regionale Energiestrategie? En worden alle partijen wel in een vroeg stadium betrokken?”
Nee dus. Uit het onderzoek blijkt dat de woningcorporaties en energiecoöperaties nauwelijks nog een rol spelen bij de vorming van de Regionale Energiestrategieën. Ook zou de capaciteit ontbreken. “De RES blijkt op het moment vooral een ambtelijke aangelegenheid te zijn, waarvoor ambtelijke capaciteit is vrijgemaakt”, luidt een van de conclusies. “Je leest in de plannen dat vanaf het begin alle partijen worden betrokken, maar uit ons onderzoek blijkt de RES toch vooral een overheidsgebeuren te zijn”, vertelt Van den Akker. “Netbeheerders zijn nog wel enigszins aangehaakt, met hun engagement en investeringen in de infrastructuur, maar individuele woningcorporaties en energiecoöperaties staan in dit stadium nog op afstand. Het lijkt alsof de overheid eerst zelf haar zaakjes op orde wil krijgen, voordat ze andere partijen erbij haalt. En dat is eigenlijk tegenovergesteld aan de tekst van het Klimaatakkoord en waar de RES vandaan komt. Die is ontstaan uit een Green Deal die juist van onderop is opgezet. Kortom, wat ooit als bottom-up is opgezet is nu een top-down strategie geworden. Het zal uiteindelijk wel ergens in het midden eindigen.”
Een tweede zorg uit het onderzoek is de vraag of de regio’s het wel kunnen waarmaken met de capaciteit, kennis en competenties. “Ze vinden zelf dat ze het op orde hebben, maar wij constateren dat de capaciteit ontoereikend is, met name bij de kleinere gemeenten is dat zorgwekkend”, licht Van den Akker toe. “Denk aan zowel menskracht, als aan de kennis en competenties in huis. Als we uitzoomen zie je ook dat het ontbreekt aan financiële middelen om de strategie waar te maken. Nagenoeg alle gemeenten in ons land kampen met tekorten in het sociaal domein. Dat gat moet steeds worden aangevuld, waardoor andere thema’s, zoals de energietransitie, onder druk komen te staan.”
Horizon
Dit onderzoek is echt een momentopname, stelt de projectleider van Platform31. Natuurlijk gaan we verder. Het Rijk heeft voor een periode van 3 jaar 36 miljoen euro beschikbaar voor de ondersteuning van het proces van de Regionale Energiestrategieën. Het Klimaatakkoord is intussen afgesloten, het nationaal programma RES krijgt steeds meer vorm en is er een expertpool beschikbaar. Van den Akker: “Wat is er verder nodig? Wat zou je als regio willen? En vooral wat kun je wél al doen? In plaats van alleen maar te richten op die stip op de horizon, moeten regio’s echt kijken naar wat ze nu kunnen doen. Alleen maar vooruitkijken brengt veel onzekerheid met zich mee. En die onzekerheid domineert. Dat zie je terug in beleid van gemeenten. De opgave ligt er. Inclusief van wat er al ligt, hebben we nog de helft te gaan om de klimaatdoelen te halen. Je kunt je daarop blindstaren of je kunt gewoon aan de slag gaan met wat je al kunt doen in je regio. Als je wacht op bestuurders en dan pas de maatschappij probeert mee te krijgen, zet je jezelf op achterstand.”
Van den Akker benadrukt dat de energietransitie geen precedent kent. De kennis en ervaring die we nu hebben, voldoen dan ook niet. “Die moeten we verder ontwikkelen door goed te analyseren en kijken naar wat nodig is, en daarop nieuwe instrumenten en aanpak te ontwikkelen. Ons advies: betrek nu al bij de Regionale Energiestrategieën zo veel mogelijk partijen. Kijk hoe je competenties en kennis op niveau kunt versterken. Zorg verder voor voldoende capaciteit en middelen om voluit voor die energietransitie te gaan. Ik denk dat het bijvoorbeeld belangrijk is om woningcorporaties actiever te betrekken bij gemeenteplannen. Ook de energiecoöperaties hebben heel wat te bieden. Hebben gemeenten wel voldoende in beeld welke waarde zij met zich meebrengen? Het gaat niet alleen om energie opwekken maar ook om maatschappelijk draagvlak dat ze met zich meebrengen. Ze helpen mee aan een sterkere samenleving. En dat leidt uiteindelijk weer tot een sterker bestuur.”
Eigenaarschap lokale bevolking
Siward Zomer, directeur ODE Decentraal en voorzitter van energiecoöperatie De Windvogel, is het daarmee eens. "Voor het streven van 50 procent eigenaarschap van de lokale omgeving zijn energiecoöperaties dé aangewezen partij natuurlijk. Wij zijn de partijen die met de voeten in de klei staan, die scherp kunnen aangeven hoe projecten landen in de gemeenschap. Of er wel voldoende participatie heeft plaatsgevonden en is toegepast en of er nog actie nodig is om het beter te laten landen bij de lokale bevolking.’
Die verbinding met de maatschappij noemt Zomer essentieel bij de energietransitie. “Zo is de RES ook ooit bedacht, om de energietransitie een niveau lager te krijgen dan de provincies, meer gericht naar raadsleden en coöperaties. Ik denk zeker dat de laatste fase van deze transitie, het daadwerkelijk bouwen van zonne- en windinstallaties, niet kan worden georganiseerd zonder betrokkenheid van de burger. Ik denk dat iedereen het daar wel over eens is. Nu moeten we zoeken hoe we dat precies vorm gaan geven.”
In sommige RES-regio’s zitten volgens Zomer coöperaties al aan tafel met de lokale en regionale overheden, in andere regio’s zijn ze nog niet echt betrokken. “Het is een eerste opstap. Voorheen was er helemaal geen ondersteuning voor de coöperaties en was het lastig bijbenen. Er is nu 2,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de Participatiecoalitie, een landelijk ondersteuningsprogramma waarbij vijf maatschappelijke organisaties de komende twee jaar advies geven over burgerparticipatie, ondersteuning geven hoe je omwonenden betrekt bij de inrichting van gebieden en bewonersinitiatieven begeleidt. We kunnen het nu goed organiseren.”
Corporaties aan tafel
Ook woningcorporaties spelen wel degelijk een belangrijke rol bij de RES, vindt men bij Aedes, de overkoepelende organisatie voor woningcorporaties. Volgens een woordvoerder is er bij de aangesloten corporaties daarvoor dan ook voldoende capaciteit beschikbaar. “Corporaties lopen op dit moment voorop met betrekking tot hun kennis van de energietransitie en evaluaties van hun voortvarende pilots en de verduurzaming van woningen. De voornaamste rol van corporaties ligt op gemeente- en wijkniveau omdat daar hun woningen staan en er een directe relatie bestaat met de huurder. Wel is het zo dat corporaties in verschillende mate betrokken zijn. Immers, sommige zijn zoekende naar rol, positie en de mate van invloed die zij kunnen uitoefenen. Wat overigens niet in alle RES-regio’s betekent dat ze als partij nadrukkelijk worden uitgenodigd.”
Download de verkenning
Dit artikel verscheen eerder in de special en e-zine Groen akkoord; regionale samenwerking van Publiek Denken.