Pleidooi voor ambachtelijkheid

Interview met Klaas Mulder, Hogeschool Utrecht

Als het gaat om de toekomst van de arbeidsmarkt komen een aantal grote vragen naar voren. Wat is de invloed van bijvoorbeeld de energietransitie, de instroom van migranten en robotisering en automatisering? Aan welke vaardigheden moeten nieuwe werknemers voldoen? En wat is de rol van overheden, bedrijfsleven en het onderwijsveld? Wat kunnen zij doen om burgers voor te bereiden te op de arbeidsmarkt van morgen? In een interviewreeks bevraagt Platform31 experts over hun visie op de toekomst van de arbeidsmarkt. Klaas Mulder, hoofddocent toekomstbeelden en conceptontwikkeling en docent social work op de Hogeschool Utrecht, vertelt over het stimuleren van werkgelegenheid en de opkomst van de ‘schorteneconomie’.

Klaas is van mening dat overheden vaak de verkeerde vraag stellen als het gaat om onderzoeken naar de ontwikkeling van werkgelegenheid: “In deze onderzoeken staat vaak de vraag centraal hoe werkgelegenheid moet worden gestimuleerd. Ik denk dat het beter is dat overheden zich in een toekomstverkenning over de arbeidsmarkt afvragen waar onze beschikbare tijd het beste aan kan worden besteed.” Zo zijn er volgens Klaas terreinen waar de overheid meer of effectiever kan sturen. “Denk aan de bestrijding van eenzaamheid of het garanderen van de waterveiligheid op de lange termijn. Als je arbeid besteedt aan de opgaven die je als overheid op je af ziet komen, dan wordt het makkelijker om die opgaven te realiseren. Om daar inzicht in te krijgen kan er naast een begroting in euro’s ook een urenbegroting gemaakt worden. Zo ontstaat een inschatting van hoeveel arbeid er nodig is voor de opgaven voor de toekomst. Als de overheid effectiever stuurt op de opgaven van nu en van de toekomst, volgt de werkgelegenheid vanzelf. Ik geloof dat er dan echt verschil wordt gemaakt.”

Een andere sturing van de overheid kan er toe leiden dat ‘misbare banen’ verdwijnen. Klaas: “Ik denk dat banen uiteindelijk een resultaat moeten opleveren. Het werk van nu moet zinvol zijn zodat je er over tien jaar nog de vruchten van plukt. Misbare banen zijn banen waarvoor dit niet het geval is. Ik denk bijvoorbeeld aan een leraar Frans. Het is tegenwoordig niet meer nodig dat ieder kind Frans leert. Misschien heeft een kind wel aanleg voor Chinees of Arabisch, waarom kan hij die taal dan niet leren op school? In dit geval denk ik dat de baan ‘leraar Frans’ verandert in de baan ‘taalcoach’ die ieder kind kan helpen met de taal van zijn talent. Maar er zijn meer voorbeelden. Ik denk dat veel banen in de dienstensector of bij de overheid gaan veranderen.”

Schorteneconomie als banenmotor

Ook over de toekomst van de arbeidsmarkt heeft Klaas uitgesproken ideeën: “We zitten nu in een periode waarin veel mensen leuk, schoon, fijn en goedbetaald werk hebben. Het noodzakelijke werk wordt minder goedbetaald, is minder ‘schoon’ en is minder in trek. Je ziet dat er tekorten ontstaan in de sectoren met noodzakelijk werk. Zo is er nog een enorme woningopgave van misschien wel een miljoen nieuw te bouwen woningen. Om die opgave te realiseren zal er nog hard gewerkt moeten worden. Het is dus een veilige gok dat er in de bouwsector nog meer banen bij gaan komen. Verder is er jarenlang voorspeld dat één op de vijf Nederlanders in de zorg nodig is. Het is een solide investering om op deze sectoren in te zetten.”

Klaas voorspelt ook de opkomst van de zogenaamde schorteneconomie : “Je ziet dat ondernemers arbeid inzetten voor banen die niet geautomatiseerd kunnen worden en die te ingewikkeld zijn voor vrijwilligers. Banen in de schorteneconomie zijn banen als chirurg en schoenmaker. Ze kenmerken zich door ambachtelijkheid. Het kunnen banen zijn voor hoogopgeleiden of laagopgeleiden. Deze banen kunnen niet helemaal geautomatiseerd worden omdat persoonlijk contact en vriendelijkheid nodig is en niet door vrijwilligers gedaan moet worden omdat een professional beter is in het vak. Ik voorspel dat de schorteneconomie de grootste banenmotor in Nederland wordt. Herwaardering van de ambachtelijkheid is daarom essentieel.”

Volgens Klaas start de herwaardering van de ambacht al op de basisschool: “Een focus op lezen en schrijven op de basisschool biedt niet voor ieder kind een kans op een gelukkig leven en opleiding. We geven kinderen nu al voor hun twaalfde bewust en onbewust het signaal dat timmeren alleen bedoeld is voor kinderen die geen vwo aankunnen. Ik denk dat kinderen al snel een goed inzicht krijgen in waar hun talenten liggen. Het is belangrijk dat ze dan ook weten dat er een plekje voor hen is. Er kan op de basisschool ruimte zijn voor muziekles maar ook voor techniekles. Op de middelbare school zou je vijf uur per dag les kunnen geven zoals dat nu gangbaar is en drie uur op een andere manier. In die drie uur kunnen kinderen hun talenten ontdekken in bijvoorbeeld techniekclubjes, leesclubjes, muziekclubjes enzovoorts. We hebben ook een grote behoefte aan meer praktische opleidingen boven vmbo-t niveau. Dan moeten kinderen wel al vroeg hun talent in praktische vaardigheden kunnen ontvouwen.”

Kansen voor werkzoekenden

Ondanks dat Klaas in de schorteneconomie ook banen voor laagopgeleiden ziet toenemen, neemt het aantal bijstandsgerechtigden maar mondjesmaat af. Hoe kan dat? Klaas: “Ik zie voldoende kansen. Een student van de TU Delft heeft recent een onderzoek gedaan naar de herbestemming van verschillende soorten panden, zoals kantoren of monumentale panden, naar woningen. Zijn vraag was of dit soort projecten makkelijker haalbaar zijn als je mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt – bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden – opleidt om de verbouwing uit te voeren. De essentie van zijn verhaal was dat de kosten van de verbouwing met een kwart kunnen dalen als deze groep wordt opgeleid, mits gezorgd wordt voor een professionele begeleiding. Deze begeleiding zou je als gemeente en bedrijfsleven met gecombineerde budgetten samen kunnen organiseren. Dit soort constructies kun je ook organiseren met andere veranderopgaves. Je kunt de energieopgave, de woningbouwopgave of de zorgopgave ook koppelen aan de Participatiewet.”

Er valt volgens Klaas ook nog veel winst te behalen door een nauwere samenwerking tussen het sociaal en fysiek domein: “Door samen te werken kun je creatieve oplossingen bedenken. Ik denk bijvoorbeeld dat iemand met een licht verstandelijke beperking geschikt is voor veel meer banen als hij technische ondersteuning krijgt die helpt bij de uitvoering van zijn werk. Ook in de bouw zijn er nog veel creatieve opties. Men zoekt niet alleen metselaars maar ook mensen in de catering of mensen voor de administratie. Je zou dan een markttoets kunnen doen om te bepalen of er dan geen verdringing optreedt.”

Klaas vat zijn verhaal samen met een laatste tip voor gemeente: “Mensen zoeken successen, geen tijdsbesteding. Ze willen niet bezig gehouden worden maar bijdragen aan oplossingen. Gemeenten staan voor enorme uitdagingen, daar kunnen en willen mensen in de Participatiewet graag bij helpen.”