Pieken en dalen in de huisvesting en integratie van vergunninghouders

In 2015 en de eerste helft van 2016 kwamen er veel meer asielzoekers naar Europa en Nederland dan gebruikelijk. Het bleek een enorme uitdaging om hen allemaal op te vangen ondanks dat we de vluchtelingenstromen van te voren konden zien aankomen. Het is uiteindelijk wel gelukt door ad hoc gebruik te maken van de bestaande crisisstructuur voor rampen; noodopvang in sporthallen en dergelijke. Het Nederlandse opvangsysteem is niet flexibel genoeg om grote pieken en dalen in het aantal asielzoekers snel en soepel te verwerken.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) vroeg de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) hem te adviseren over een toekomstbestendig systeem voor de opvang van asielzoekers. Ook vroeg hij hen de nieuwe bestuurlijke samenwerkingsstructuur te evalueren. De resultaten staan in het adviesrapport Pieken en Dalen, uitgebracht op 23 mei 2017.

De ACVZ geeft verschillende grondslagen voor een goed systeem, namelijk:

  • Erkennen dat er eens in de zoveel tijd plotseling veel asielzoekers naar Nederland komen en zorgen dat daarvoor extra opvangcapaciteit achter de hand is;
  • De verbeterde samenwerking tussen de betrokken ministeries, de provincies en de gemeenten uitbouwen;
  • Beter communiceren over plannen voor de opvang van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders;
  • Gemeenten structureel en meer voorspelbaar betrekken bij de opvang van asielzoekers en hen meer verantwoordelijkheid geven;
  • Het aantal verschillende soorten opvangvoorzieningen beperken en de financiering van de instantie die nu verantwoordelijk is voor de opvang, het COA, vereenvoudigen;
  • Structureel investeren in verschillende mogelijkheden om vergunninghouders te huisvesten;
  • Extra inzetten op het actief houden van asielzoekers in de opvang en een zo snel mogelijke integratie van vergunninghouders.

We lichten twee besproken onderwerpen, huisvesting en integratie, toe:

Huisvesting

Er is een algemeen tekort aan geschikte sociale huurwoningen om een verhoogde instroom van vergunninghouders te huisvesten. Dit zorgt ervoor dat de ‘uitstroom’ van vergunninghouders uit de opvanglocaties (AZC’s) stagneert. Zij houden dan de bedden voor nieuwe asielzoekers bezet, waardoor weer extra azc’s nodig zijn. Het is noodzaak om de huisvesting van vergunninghouders in de gemeenten te bevorderen. Hiervoor zijn flexibele woonoplossingen nodig. De ACVZ onderschrijft het pleidooi van de Rijksbouwmeester voor het stimuleren van meer flexibele woonoplossingen voor gevarieerde bewonersgroepen. Zij geeft aan dat de ingevoerde subsidieregeling voor het realiseren van woonruimte voor vergunninghouders een eerste stap in de goede richting is om dit soort initiatieven te stimuleren. Het devies van de ACVZ: Om bij een volgende toename van het aantal vergunninghouders snel(ler) in gemengde huisvestingsvormen te kunnen voorzien, zijn structurele inspanningen vereist. Gemeenten tref structurele voorzieningen voor hergebruik van leegstaand vastgoed voor de huisvesting van allerlei doelgroepen, waaronder vergunninghouders.

Integratie

Er wordt van vergunninghouders verwacht dat ze integreren in de Nederlandse samenleving. De maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn voor een vroegtijdige integratie hebben vooral betrekking op vergunninghouders. Daar gaat echter een belangrijke fase aan vooraf, namelijk de periode die asielzoekers in de opvang doorbrengen vóór eventuele vergunningverlening. De inburgering en integratie van vergunninghouders moet als een integraal proces worden gezien en ingericht, waarbij aandacht wordt besteed aan alle elementen van integratie en de aansluiting tussen de verschillende maatschappelijke domeinen: inburgering, scholing en onderwijs, zorg en welzijn, werk en inkomen, maatschappelijke begeleiding en participatie.

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg, werk en inkomen, de zorg aan langdurig zieken en ouderen en de uitvoering van de Participatiewet. In twee overeenkomsten die Rijk en gemeenten sloten, het Bestuursakkoord en het Uitwerkingsakkoord, is geprobeerd binnen dat stelsel gemeenten beter toe te rusten voor de integratie en participatie van vergunninghouders. In 2017 is bijvoorbeeld de participatieverklaring van vergunninghouders geïntroduceerd, die een verplicht onderdeel wordt van het inburgeringsexamen. Gemeenten gaan dit introduceren.

Vergunninghouders zijn op grond van de Wet inburgering weliswaar zelf verantwoordelijk voor hun inburgering, maar door de decentralisatie van taken die daar nauw mee verbonden zijn, is feitelijk een gedeelde verantwoordelijkheid tussen vergunninghouder en gemeenten ontstaan. Op basis van de voortschrijdende decentralisatie, in het bijzonder de arbeidsmarkttoeleiding van mensen die geen werk hebben op grond van de Participatiewet, ligt het voor de hand de lokale regierol op de inburgering terug te leggen bij de gemeenten. Die begeleiding bestaat uit het bieden van praktische hulp bij regelwerk ten aanzien van (sociale) voorzieningen en kennismaking met de lokale samenleving, taalonderwijs, hulp bij het inburgeringstraject, het stimuleren van integratie en participatie en het participatieverklaringstraject, aldus de ACVZ.