Openbare hoorzitting toont participatiebereidheid bewoners K-buurt

‘Geef bewonersorganisaties de kans om met een buurtvisie te komen’

Er zijn weinig wijken die zo veel tegengestelde reacties oproepen als stadsdeel Amsterdam Zuidoost. De utopisch opgezette wijk stond al gauw synoniem voor verval en criminaliteit. Maar de Bijlmer is ook een gemêleerde verzameling van sociaal betrokken bewoners die de grootstedelijke vernieuwing in Zuidoost kritisch volgen. Wanneer het participatieproces in de K-buurt vastloopt en uitmondt in een participatiestaking, initieert onderzoeker Menno van der Veen van R-Link een hoorzitting voor bewoners om zo het participatieproces weer op gang te helpen. De zitting leverde waardevolle lessen op, zoals de vraag in welke rol je bewoners betrekt bij het participatieproces en hoe groot hun rol wordt.

In de jaren ’90 is besloten om de Bijlmer grootschalig te vernieuwen: veel van de karakteristieke honingraatflats werden gesloopt, de verhoogde dreven maakten plaats voor wegen op straatniveau en de openbare ruimte kreeg een nieuwe invulling. Voor het K-middengebied werd in 2005 een nieuw stedenbouwkundig plan ontwikkeld, maar door de crisis heeft met name de woningbouw stilgelegen. In 2016 besloot het stadsdeel om het vernieuwingsplan uit 2005 te actualiseren. Dit werd mede ingegeven door de druk op de Amsterdamse woningmarkt: er is een groot gebrek aan betaalbare woningen dus de gemeente wil bestaande gebieden transformeren en woningen bijbouwen (zie bijvoorbeeld Nieuw-Kraaiennest en De Nieuwe Plantage).

Participatiestaking

Onder leiding van een adviesbureau en in samenspraak met een team van bewoners werden stedenbouwkundige plannen ontwikkeld. De bewoners van K-Midden, letterlijk het hart van de K-buurt in stadsdeel Zuidoost, hebben bijvoorbeeld een sterke behoefte aan een levendig stadsplein en een plek om elkaar te ontmoeten. In de loop van het participatieproces liep de samenwerking echter vast; bewoners voelden zich niet gehoord en vonden dat ze onvoldoende ruimte kregen voor hun ideeën, met name waar het de ontwikkeling van het gedroomde levendige K-plein betrof. Het verzet vanuit de bewoners uitte zich in een zeer mediagenieke ‘participatiestaking’, geïnitieerd door buurtorganisatie Hart voor de K-buurt. De oproep om niet te stemmen toonde de mobilisatiekracht van de organisatie: er werd nauwelijks gestemd.

Buurtorganisatie Hart voor de K-buurt

Onderzoeker Menno van der Veen van de Universiteit van Amsterdam volgt samen met promovendus Michiel Stapper het vastgelopen participatieproces in de K-buurt en doet voorstellen om het weer op gang te helpen. Van der Veen heeft een voorkeur voor een bottom-up werkwijze: ‘Het is niet heel gebruikelijk, maar wij namen de buurt als opdrachtgever, dus niet de gemeente of de stad.’ Dit uitgangspunt biedt ruimte aan de visie van bewoners. Van der Veen snapt hun kritiek. ‘In de buurt ontstond chagrijn omdat de inspraak alleen werkte voor een bepaalde, reeds betrokken, groep. Je hebt mensen die hier al twintig of dertig jaar wonen. Die kennen de praktijk. En die groep komt niet goed aan bod.’

Van der Veen ziet een belangrijke rol voor een buurtorganisatie als Hart voor de K-buurt voor een soepel participatieproces. Dat kan overkoepelend werken omdat ze geen herleidbaar belang hebben, maar dan moet de organisatie wel voldoende mandaat krijgen van andere buurtorganisaties. ‘Als er een dergelijk initiatief is, geef die organisatie budget, tijd en de kans om met een buurtvisie te komen’. Deze visie zou ten grondslag kunnen liggen aan de vernieuwingsplannen met draagvlak onder de bewoners. Een volwaardige rol voor buurtorganisaties in stedelijke vernieuwing, geeft de projectcollectiviteit een impuls omdat de positie van niet-professionals in het participatieproces wordt verbeterd.

Inspraak

Van der Veen initieerde een openbare hoorzitting zodat de boze bewoners van K-midden hun ervaringen konden delen. ‘Er was van alles te doen over het participatietraject en de invulling van het gebied K-midden. Geen van de betrokkenen accepteerde de uitkomsten, wat leidde tot een participatiestaking. De gemeente besloot het proces te evalueren, maar dat is ook weer top down, want het is de gemeente die dat besluit. Toen heb ik het voorstel gedaan om een hoorzitting te organiseren. We vroegen de bewoners om hun mening over participatie. En zo krijg je bottom-up de visie vanuit de buurt.’

Rolintegriteit

Voor Van der Veen was een van de opmerkelijke dingen die in de hoorzitting naar voren kwam de rolintegriteit: wordt iedereen op de juiste manier aangesproken? Niet iedereen ervaart buurtbetrokkenheid vanuit de rol van bewoner. ‘Wat je ziet is dat de meest actieve burger als burgerprofessional wil worden behandeld. En tekenend voor deze buurt is dat er heel veel organisaties zijn. Als je iedereen aanspreekt als bewoner, terwijl ze buurtbetrokkenheid ervaren als lid van die organisatie, dan willen ze ook zo worden benaderd.’ Daarbij willen bewoners die al lang wonen en actief zijn in de buurt dat nieuwkomers in een andere rol worden aangesproken dan zij zelf.

Zwermcoalitie

Het zou mogelijk moeten zijn voor de bewoners om een deel van het participatieproces betrokken te kunnen zijn en zonder al te veel moeite te kunnen stoppen.
‘Mensen hebben de behoefte om naar vermogen iets te doen. Maar stel ze de juiste vraag. Vraag niet ‘wilt u participeren?’, dit voelt groot, tijdrovend en belastend. Vraag de bewoners waar ze het over willen hebben, zonder ze een verplichting op te leggen. Stel ze de vraag: wat zou je zelf willen doen? Als je een uurtje hebt, waar zou je het dan over willen hebben? Mensen willen graag meedenken, maar kunnen niet altijd het hele proces betrokken blijven.’ Met een variatie in weekdagen en tijdstippen waarop de participatiebijeenkomsten worden georganiseerd, maak je het voor een grotere groep bewoners mogelijk om mee te doen. ‘Een zwermcoalitie moet onderdeel zijn van je model, anders krijg je een vaste kliek.’

Beloning

Van der Veen pleit voor onderzoek naar de rol van een financiële vergoeding in relatie tot de betrokkenheid van bewoners. ‘Met relatief kleine bedragen ervaren mensen toch al erkenning van hun inspanning. Gevoelsmatig moet participeren vrijwillig, maar ik zou het wel eens wat beter willen onderzoeken. Stel je geeft mensen kleine bedragen om ze te belonen, krijg je dan andere mensen en kun je wat met hun inbreng? Ik denk zelf dat je in dit soort buurten je mensen in staat moet stellen om te participeren en daar hoort een klein bedrag bij.’

Persoonlijke relaties

De bewoners van de K-buurt blijken een complexe relatie met de overheid te ervaren, ‘bijna alsof het familie is, zo persoonlijk kan het zijn’. Waar de ene ambtenaar op veel waardering kan rekenen, oogst de andere ambtenaar vooral kritiek en weigeren de bewoners elke vorm van samenwerking. Van der Veen ziet dat het participatieproces nu sterk afhankelijk is van een paar personen. Maar het zou goed zijn als er een blijvende structuur wordt opgebouwd die ook functioneert als deze personen weg zijn. ‘Het mooiste resultaat zou zijn dat het proces dusdanig verbetert dat je kunt zeggen dat de buurt zijn eigen participatiemethode heeft uitgevonden en dat na vier jaar deze structuur nog steeds bestaat.’

Op dinsdag 6 november organiseerde de gemeente Amsterdam een evaluatie waar de onderzoeksbevindingen werden gepresenteerd.

Lessen uit de K-buurt

De huidige participatiesamenleving vraagt om een andere opstelling van de traditionele partijen. Die moeten ruimte geven aan nieuwe spelers, zoals bewoners. Dat betekent tegelijkertijd een andere invulling van rollen en nieuwe samenwerking tussen lokale overheden en bewoners. Bij stedenbouwkundige opgaven die spelen in de wijken, zoals het bijbouwen van woningen en het creëren van voorzieningen, is een gedegen participatietraject zelfs cruciaal. Een greep uit de lessen van dit traject in de K-buurt:

  • Denk erover de buurt als opdrachtgever te zien, dus niet de gemeente of stad.
  • Als er een buurtinitiatief is, geef die organisatie budget, tijd en de kans om met een buurtvisie te komen die ten grondslag ligt aan de vernieuwingsplannen met draagvlak onder de bewoners.
  • Geef in stedelijke vernieuwing een volwaardige rol aan buurtorganisaties. Dat geeft de projectcollectiviteit een impuls omdat de positie van niet-professionals in het participatieproces wordt verbeterd.
  • Behandel de meest actieve burger als burgerprofessional. Als je iedereen aanspreekt als bewoner, terwijl ze buurtbetrokkenheid ervaren als lid van die organisatie, dan willen ze ook zo worden benaderd.
  • Vraag niet ‘wilt u participeren?’, dit voelt groot, tijdrovend en belastend. Vraag de bewoners waar ze het over willen hebben, zonder ze een verplichting op te leggen. Stel ze de vraag: wat zou je zelf willen doen? Als je een uurtje hebt, waar zou je het dan over willen hebben?
  • Zorg voor een variatie in weekdagen en tijdstippen waarop de participatiebijeenkomsten worden georganiseerd. Een zwermcoalitie moet onderdeel zijn van je model, anders krijg je een vaste kliek.

Participatie en lokale democratie

Platform31 slaat een brug tussen wetenschappelijke analyses over participatie, de rol van de overheid in de participatiesamenleving en verhoudingen tussen burgers en de omgang met maatschappelijk eigenaarschap bij complexe opgaven. In dat kader publiceerden we onlangs een handreiking met tips en valkuilen rond burgerparticipatie in aardgasvrije wijken. De belangrijkste kennis over participatie en lokale democratie bundelen we op één overzichtelijke pagina.

K-buurt 4
Foto: Michiel Wijbergh