Levende stad vraagt om radicale functiemix
Meer levendigheid en ontmoeting op straat. Het is een ideaal waar wijlen Jane Jacobs al in de jaren 1960 voor ijverde. Haar idee: meer diversiteit en ‘ogen op de straat’ maken het stadsleven aangenamer, veiliger en stimuleert ontmoeting. Zo’n levende stad, vraagt om vormen van radicale functiemenging, stelt Radboud Engbersen (senior projectleider Platform31) tijdens de expertmeeting Levendige Leefstraten, die Platform31 onlangs organiseerde.
Geïnspireerd door voorbeelden uit Vlaanderen, gingen Nederlandse experts op zoek naar de grenzen van het leefstraten-concept. In een leefstraat wordt op initiatief van bewoners en ondernemers gewerkt aan de leefbaarheid. De straat wordt als het ware teruggegeven aan de gebruikers. Is tijdelijk de ‘huiskamer’ van de buurt, waar sociaal eigenaarschap en zelfbeheer centraal staan.
Leefstraten meer dan woonstraten?
In de experimenten die tot dusver in Vlaanderen en Nederland zijn uitgevoerd, gaat het overwegend om herinrichting van de openbare ruimte in woonstraten uit de middenklasse. Kernopgaven zijn: duurzaamheid, duurzame mobiliteit, sociale cohesie en leefbaarheid. Met de experimenteerruimte die de leefstraat biedt, kunnen bewoners zelf oplossingen aandragen voor verschillende maatschappelijke opgaven. Zoals: ontmoeting, sport, spel en een duurzame leefomgeving.
Tijdens de expertmeeting stonden de volgende vragen centraal: welke verbreding, verdieping en opschaling van het leefstraat-concept is mogelijk? Welke nieuwe partijen en maatschappelijke opgaven kunnen betrokken worden? Is er via het leefstraten-concept een koppeling te leggen tussen sociale, economische en fysieke opgaven in de stad?
Stadswinkelstraat biedt inspiratie
Een wandeling door de Rotterdamse stadswinkelstraat West-Kruiskade, waar gezocht wordt naar de juiste balans tussen edgy (aantrekkelijk voor nieuwe ondernemers, kunstenaars en toeristen) en oud buurtgevoel, dient als bron van inspiratie. Kan het leefstraten-concept hier worden toegepast? En is het ook mogelijk in aanloopstraten, dorpsstraten of straten met naoorlogse plinten?
De opgave op de West-Kruiskade is heel divers en raakt verschillende maatschappelijke issues: veiligheid, zorg, participatie, toerisme, een vitale binnenstad met goed functionerende retailfuncties. De bewoners van de West-Kruiskade hebben andere maatschappelijke kansen dan de bewoners van de middenklasse woonstraten, die nu overwegend met het leefstraten-concept experimenteren. In deze stadswinkelstraat in het Oude Westen wonen relatief veel kwetsbare, oudere, alleenstaande bewoners en allochtone jongeren. Ruim zestig procent bestaat uit sociale huurwoningen,
Levendige mix van functies
De ontmoetingsfunctie treffen we aan in het wijkpark op de West-Kruiskade, de café- en restaurantruimte van het verzorgingshuis De Leeuwenhoek en het maatschappelijke vastgoed in de zijstraten. De maatschappelijke functie zien we bij de ondernemers die stageplaatsen voor jongeren bieden, zoals Richard Shoes. We zien voorbeelden van veiligheid, vergroening, economische potenties én de nauwe samenwerking tussen ondernemers, corporatie Woonstad en de gemeente.
Na de wandeling verzamelen de experts zich in Toko51, gerund door stichting Cretopia. Deze plek is een illustratieve afspiegeling van de diversiteit aan functies in de straat. De ontmoetingsruimte met bar, winkel, galerie, muziek en massage is deels commercieel van opzet, deels liefdewerk oud papier. Het resultaat: een bruisende plek die een bonte verzameling van bezoekers trekt, juist ook bezoekers voor wie in de gewone horeca geen plek is.
Vraagvlak faciliteren
Pepik Henneman (Meneer De Leeuw) legt het leefstraten-concept uit door de vergelijking met ‘olifantenpaadjes’ te maken. Dit zijn routes buiten de gebaande paden, die door mensen zelf worden gecreëerd. Meestal om een kortere route van A naar B af te leggen, of simpelweg omdat het een prettiger route is. De paadjes ontstaan door de manier waarop mensen de ruimte gebruiken.
Dries Geysels (Lab van Troje) deelt zijn worsteling als ambtenaar van de stad Gent met de manier waarop de wensen van bewoners een plek kunnen krijgen in het gemeentelijk apparaat. Zijn conclusie na vijf jaar experimenteren in 51 leefstraten: ontslag nemen en vanuit een stichting werken biedt meer perspectief om het ‘vraagvlak’ dat er onder bewoners leeft, aan de oppervlakte te krijgen.
Geysels redeneert bewust niet vanuit het creëren van draagvlak, maar stelt het faciliteren van vraagvlak centraal. Welke olifantenpaadjes willen mensen bewandelen en hoe? Om dat binnen de gemeente voor elkaar te krijgen, is volgens hem een nieuw type ambtenaar nodig.
Aanjagen en afstemmen
José Besselink (gemeente Rotterdam en bewoner van de Utrechtse Duifstraat) heeft op professioneel vlak en als bewoner ervaring met het leefstraten-concept. Als mede-organisator van het Happy Streets Festival, waar een selectie Rotterdamse straten een zomerweekeinde lang het domein van de spelende, sportende of vertier zoekende Rotterdammer was en de auto geweerd werd, ontdekte zij dat je als gemeente vooral een aanjagende en faciliterende rol zou moeten hebben.
Als bewoner van de Utrechtse Duifstraat maakte ze kennis met de keerzijde van de leefstraten-medaille: niet iedereen heeft gelijk ‘goesting’ (zin) om met de leefstraat mee te doen. Zeker niet als het parkeerprobleem een soort waterbedeffect lijkt te creëren. Eén straat autovrij, prachtig: maar dan komen de auto’s voor de deur van je buren te staan. Niet iedereen zit daar op te wachten. Goede afstemming vooraf en zoeken naar alternatieve oplossingen voor parkeren, bijvoorbeeld in een deels leegstaande parkeergarage een paar straten verder, kan uitkomst bieden.
Kansen voor de leefstraat
Radboud Engbersen gaat samen met de Vlaamse en Nederlandse experts op zoek naar de grenzen van het leefstraten-concept. Het concept kan bijvoorbeeld ook voor corporaties kansen bieden bij (tijdelijk) gebruik van leegstaand maatschappelijk vastgoed. Op het hogere schaalniveau van de buurt kan een leefstraat-experiment de leefbaarheid vergroten, door bewoners mee te laten denken over een verkeerscirculatieplan, bijvoorbeeld. In Rotterdam gebeurt dit al in de wijk Middelland.
Ook ouderen die langer thuis moeten blijven wonen, kunnen baat hebben bij meer contact met de buren. Via een leefstraat-experiment kunnen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt wellicht (tijdelijke) ondernemende initiatieven ontplooien in hun eigen woonwijk. Zoals in de wijk Donderberg in Roermond op kleine schaal gebeurt. Winkel- en dorpsstraten die te kampen hebben met leegstand, kunnen weer opnieuw tot leven komen door het mengen van functies.
Leefstraat is en blijft woonstraat
Ondanks de sprekende voorbeelden van de functiemix op één locatie, die succesvolle initiatieven als Toko51 en Richard Shoes (schoenenwinkel met koffiebar) laten zien, én de mix van functies op de West-Kruiskade zelf, blijkt tijdens de discussie met de aanwezige experts dat het een brug te ver is om het bestaande leefstraten-concept op te rekken naar retail- Wmo-, participatie- of zorgdossiers.
Volgens ervaringsdeskundigen als Geysels en Besselink leidt dit tot verwarring en is het beter het leefstraten-concept te blijven reserveren voor initiatieven van bewoners, die gericht zijn op het groen, duurzaam en verkeersveilig (her)inrichten van de eigen straat of woonomgeving – zodat ontmoeting, sport en spel worden gestimuleerd. Verbreding naar andere dossiers kan volgens hen door bewoners en gebruikers van de straat worden ervaren als ‘bedacht van bovenaf’. Terwijl het leefstraat-concept juist de initiatieven van bewoners zelf wil stimuleren.
Hoe nu verder?
De leefstraten-methodiek waarbij gemeente en professionals optreden als aanjager en facilitator om bewoners zelf te laten experimenteren met nieuwe functies en inrichting van de straat, lijkt nu vooral te gedijen in ‘witte’ middenklassestraten met relatief veel sociaal en economisch kapitaal. Terwijl mensen in achterstandswijken veel baat kunnen hebben bij zo’n zetje in de rug. Hier ligt ook een maatschappelijke urgentie. Er is sprake van een groeiende uitsortering van kansrijke en kansarme groepen die zich ook ruimtelijk laat aanwijzen.
Juist in die wijken zouden professionals en gemeentefunctionarissen aanjager en facilitator van een ‘magic mix’ van functies kunnen zijn (wonen, verpozen, werken, participeren, zorgen). Het leefstraten-concept is daar niet de titel voor. Die richt de aandacht te exclusief op groen, verkeer en duurzaamheid. De eerste uitdaging is nu een andere, treffende naam te vinden. De bruisende straat, de inclusieve straat, de onverwachte straat misschien? En te gaan experimenteren in een dorpsstraat, aanloopstraat, wijkwinkelstraat of straat met een winkelplint met originele, maar noodzakelijke vormen van functiemenging.
Platform31 denkt graag samen met verschillende experts (gemeente, professionals, ondernemers en bewoners) na over dat nieuwe concept en geeft er binnenkort verder vorm aan in een project.
Meer infornatie
Jane Jacobs, The Death and Life of Great American Cities, Random House, USA, 1961.