Beperkte rol voor corporatie door de strengere regels

Interview met Henk van der Veen, Woningstichting Den Helder

Wat zijn de effecten van de Woningwet op de rijksprioriteiten in Den Helder, een gebied met een ruime woningmarkt en voldoende investeringskracht vanuit de corporaties? Henk van der Veen van Woningstichting Den Helder, ziet dat de wet in bepaalde delen van het land voldoende ruimte biedt maar wenst aandacht voor gebieden zoals Den Helder, waar beleggers en ontwikkelaars niet in de rij staan om te investeren.

Wat betekent de scheiding van daeb en niet-daeb en de aangescherpte kerntaak van corporaties in Den Helder?

“We zien vooral een groot probleem ontstaan in de binnenstad. Hier ligt een behoorlijke opgave, al kunnen we hierin als corporatie geen rol meer spelen door de strengere regels. Terwijl dat we dit graag willen en we hier ook een maatschappelijk belang zien. Den Helder is een door de Tweede Wereldoorlog gehavende stad die al jaren naar de juiste invulling van de binnenstad zoekt. Ondanks een markttoets kregen we uiteindelijk geen toestemming van de Autoriteit Woningcorporaties om te investeren in de binnenstad. Wij voelen dat de wetgeving te weinig aandacht heeft voor de opgaven en problemen in gebieden als Den Helder, waar investeerders en ontwikkelaars veelal afhaken. We zijn nu bezig met de juridische scheiding. Als deze wordt geaccepteerd geeft dat ons de mogelijkheid om vanuit deze entiteit te kunnen investeren in de binnenstad. Wij kunnen niet genoeg benadrukken dat vooral ook door de ligging van Den Helder onze werkzaamheden aan de binnenstad noodzakelijk zijn als anderen dat niet oppakken. Met bijna 40 procent bezit van de totale voorraad voelen wij direct als het niet goed gaat met Den Helder.”

Hoe pakt passend toewijzen uit in de praktijk?

“Den Helder wordt gekenmerkt door een zeer ruimte woningmarkt, waarbij de betaalbaarheid en beschikbaarheid van sociale huurwoningen goed zijn. Wachtlijsten zijn er nauwelijks, hooguit voor een specifieke woning. Dit maakt dat passend toewijzen geen dusdanige effecten heeft op de betaalbaarheid. Wel zien we dat de vraag naar woningen in gewilde gebieden toeneemt. En dat er een negatief effect ontstaat, doordat er een andere samenstelling ontstaat in wijken. Er vormen zich meer naar inkomen samengestelde en geclusterde groepen en de mogelijkheid in te zetten op menging en diversiteit neemt af.”

“Een ander effect van passend toewijzen is dat woonzorgwoningen moelijker te realiseren zijn. De prijs-kwaliteitverhouding maakt het moeilijk om deze woningen te realiseren. Lastig is bijvoorbeeld het bepalen van een bij het inkomen passende prijs. Daarnaast huisvesten we een behoorlijke groep mensen die aangewezen zijn op begeleiding. We zien dat budgetten daarvoor afnemen en vanwege het passend toewijzen wonen deze mensen steeds vaker in dezelfde buurten. We krijgen hierdoor te maken met overlast, mensen die ‘zwerven’ op straat. Dit zet de leefbaarheid in bepaalde wijken onder druk.”

Jullie hebben op veel terreinen al lopend beleid en afspraken met de gemeente. Welke rol spelen prestatieafspraken daarin?

“Het maken van prestatieafspraken kent een langere traditie en is dus niet nieuw. Voor 2016 hebben we geen afspraken gemaakt, omdat de Woonvisie nog in de maak was. Voor 2017 maken we momenteel de prestatieafspraken. Daarbij zien we dat de prestatieafspraken op veel terreinen vooral een bevestiging zijn van lopend beleid en afspraken die we al gemaakt hebben met de gemeente. Neem bijvoorbeeld onze inzet op leefbaarheid. Hiervoor hebben we een convenant met de gemeente: over de inzet van dit budget in de wijken nemen we samen besluiten. Hetzelfde geldt voor duurzaamheid. Ook over verduurzaming van de woningvoorraad maken we sinds 1999 afspraken met de gemeente.. Wel nemen we deze afspraken op in de nieuwe prestatieafspraken. Waarbij we van de gemeente verwachten dat ze actief meewerkt aan een duurzame leefomgeving.”

Heeft de Woningwet invloed op de lokale samenwerking?

“Het grootste verschil in de samenwerking op lokaal niveau is dat huurders meer betrokken worden en er meer gelijkwaardigheid gaat ontstaan in de afspraken. Als corporatie verwachten we nu ook meer van de gemeente en zetten we meer in op de wederkerigheid tussen partijen. Andersom verwacht de gemeente ook meer van de corporatie. Zo wil ze meer grip. Tegelijkertijd moet de gemeente zich wel realiseren dat corporaties nu minder mogen.”