Integrale aanpak personen met verward gedrag
Lessen van de bottom-up aanpak in gemeente Molenwaard
“Volgens de Veiligheidsmonitor zijn we een veilige gemeente, maar ook wij hebben te maken met mensen met verward gedrag. Het draait hier weliswaar om zo’n 140 personen in de gehele regio, maar het gaat wel degelijk om complexe, langdurige casussen. In steden gebeurt al veel op dit vlak, maar hoe ga je om met deze doelgroep in landelijk gebied?” Samen met het bureau Optimale Samenwerking hebben de gemeenten Molenwaard en Giessenlanden een bottom-up aanpak ontwikkeld en uitgevoerd. Marien Jongkind, bestuursadviseur Molenwaard, en Willem van Vredendaal, adviseur van Optimale Samenwerking, vertellen over die aanpak.
De gemeenten Molenwaard en Giessenlanden gaan fuseren en heten vanaf 2019 Molenlanden. Voor het ontwikkelen van de aanpak van mensen met verward gedrag zijn de gemeenten gestart met het ontwikkelen van drie cliënt maps. In een door het ministerie van Justitie en Veiligheid gefinancierde pilot maken de cliënt maps inzichtelijk hoeveel partijen en professionals op welke manier (persoonlijk, brief, mail, telefonisch) en op welke momenten met een persoon met verward gedrag contact hebben gehad of onderling contact hebben over de desbetreffende persoon. Jongkind: “De uitvoering is gevraagd om casussen. Zij kwamen vrij snel op een selectie van casussen die voor iedereen herkenbaar zijn. Criteria waren dat het een actuele casus moest zijn en dat er niet in elke casus sprake is van een strafrechtelijk proces.” De betrokken professionals van onder meer het sociaal wijkteam, de politie en de corporatie hebben vervolgens uit hun systemen de informatie aangeleverd op basis waarvan de cliënt maps zijn opgebouwd. Van Vredendaal: “De cliënt hebben we deze keer niet betrokken. Maar het is wel mogelijk en levert informatie op over hoe de cliënt het gehele proces heeft ervaren en welke verbeterpunten hij ziet.”
De cliënt maps hebben veel nieuwe inzichten opgeleverd. “De professionals hebben elkaars wereld en rolopvatting beter leren kennen. De ggz richt zich bijvoorbeeld op de behandeling van een cliënt, maar niet op de omgeving. De wijkagent klopt bij mogelijke psychische problemen niet aan bij de GGZ. Het bespreken hiervan leidde tot meer begrip voor elkaar en zicht op de mogelijkheden tot verbetering”, zegt Jongkind. “Ook werd duidelijk dat goede casusregie noodzakelijk is. Bij deze complexe casussen volstaat het niet om de casusregie in de reguliere lijn te beleggen. Ook was er veel spraakverwarring. Bij casusregie dacht bijvoorbeeld de ene professional aan het maken van procesafspraken terwijl de andere uitging van (zorg)inhoudelijke afspraken.”
Gezamenlijk referentiekader
Na de cliënt maps volgde een pilot, gefinancierd door ZonMw, waarin samen met de professionals is onderzocht hoe casussen eerder kunnen worden gesignaleerd en en hoe de samenwerking tussen de ketenpartners kon worden ingericht. De geanalyseerde casussen van de cliënt maps leverde hiervoor aanknopingspunten. Hoe kun je vroegtijdig signaleren? Wanneer moet je als partijen samenkomen? Welke informatie mag je delen en welke niet? Door dergelijke vragen te bespreken, hebben de professionals gaandeweg een samenwerkingsmodel ontwikkeld, bestaande uit zes fasen:
- Opnemen melding: Oppikken van het signaal dat er sprake is van complexe problematiek bij een inwoner.
- Veredelen informatie en vraag verhelderen: Onderzoeken wat de verschillende betrokken partijen al doen en weten
- Wegen & kwalificeren: Het wegen van de aard van de casus en problematiek
- Toewijzen casusregie en opstellen plan van aanpak
- Uitvoeren plan van aanpak
- Evalueren
Van Vredendaal: “Het is geen model dat altijd van fase 1 tot 6 keurig wordt doorlopen. Elke casus is anders en vraagt om maatwerk. De winst van het model is dat er een gezamenlijk referentiekader is wat professionals de ruimte biedt om te doen wat nodig is.”
Met het doel signalen van personen met verward gedrag adequaat op te pakken en door te geleiden heeft de gemeente een aandachtfunctionaris aangesteld. Alle signalen komen bij deze functionaris terecht en deze kan relevante partijen bijeenroepen voor een Ronde Tafel Overleg (RTO), checken of gemaakte afspraken worden nagekomen en contact houden met de omgeving van de persoon. De casusregisseurs worden gefinancierd door de gemeenten.
Minder snel paniek door werkwijze
Gevraagd naar de resultaten merkt Jongkind op: “Het gaat om kleine aantallen, maar eigenlijk hebben we altijd wel vijf complexe casussen lopen. Een deel daarvan kunnen we oplossen; bij andere casussen zorgt de aanpak ervoor dat er meer controle en beheersing is en dat partijen elkaar beter en sneller weten te vinden. Bij een van de casussen is het probleem van die mevrouw niet opgelost. Wanneer zij waanbeelden heeft, gooit ze haar ruiten in of smeert ze ontlasting aan de deur. Nu weten de verschillende organisaties dat dit kan gebeuren en wat ze kunnen doen. Ondanks dat kunnen we het niet voor zijn, maar als ze waanbeelden krijgt zijn we er wel sneller bij. En als iemand verhuist naar een andere woning in de regio, dan zijn we niet meer verrast en hoeven we niet bij nul te beginnen. Ook op nieuwe casussen krijgen we door deze werkwijze sneller zicht op zaken.” Van Vredendaal vult aan: “Andere belangrijke partijen bij vroegsignalering zijn de eerste lijn en, in deze regio, de kerken. Vanaf het begin is een POH GGZ bij de pilot betrokken geweest, dat was heel waardevol. Ook is er met huisartsen gesproken om met hen te bespreken wat zij nodig hebben om goed door te kunnen verwijzen. Het is niet gelukt om de huisartsen en kerken structureel bij deze aanpak te betrekken.”
Niet voor verwarde personen alleen
Veel acties worden volgens Jongkind ingestoken vanuit verschillende domeinen. “Maar vaak gaat het om dezelfde personen of huishoudens. Het is dan belangrijk om de verschillende samenwerkingsprocessen te stroomlijnen en tot een meer integrale aanpak te komen.” Jongkind voegt toe: “Het samenwerkingsmodel gaat nu dan ook niet meer over personen met verward gedrag alleen. We trekken het breder en wisselen vanuit veiligheid veel informatie en ervaringen uit met het sociaal domein. We trekken echt samen op: de burgermeester wil altijd op de hoogte zijn van dergelijke casussen, maar de aandachtfunctionaris werkt vanuit het sociaal domein. Door deze interne samenwerking ontdekken we sneller zaken die niet goed lopen en kunnen we werkwijzen herzien of op een andere manier actie ondernemen.”
Nog werken aan verdere borging
“We hebben veel nieuwe inzichten opgedaan en ook werkwijzen aangepast, maar de vraag blijft toch hoe de je nieuwverworven kennis borgt”, aldus Jongkind. “Ondanks onze inspanningen hangt toch nog veel af van de personen zelf. Bestuurlijke afspraken zijn nodig om, ook na de pilot, informatie te blijven delen en om experimenteerruimte te behouden voor professionals in de wijk; eigenlijk om te kunnen doen wat nodig is.”
Molenwaard en Giessenlanden werken samen met samenwerkingspartners die op verschillende schaalniveaus actief zijn. Dat maakt borging in de praktijk soms lastig. “Het Veiligheidshuis, de politie en woningcorporatie verschillen bijvoorbeeld al van elkaar qua werkgebied”, zegt Jongkind. “Daar komt bij dat wij een kleine gemeente zijn. We vallen onder dezelfde regio als Rotterdam. Professionals kunnen dan wel sterk achter de gemaakte afspraken staan, maar bij organisaties die in meerdere gemeenten actief zijn, is het dan toch moeilijk om uit de bestaande kaders te stappen en de lokale afspraken te borgen. Als dat lukt levert het mooie kansen op. Nu is het bijvoorbeeld mogelijk om beter af te stemmen wie wanneer bij een cliënt langs gaat. Dat is van belang vanwege lange reistijden als gevolg van de uitgestrektheid van het gebied. Dan is het heel efficiënt als het sociaal team van de gemeente een keer op bezoek gaat, als die in de buurt is, in plaats van de GGZ die van ver komt. Door te doen in de praktijk leren de partijen de meerwaarde kennen, maar de nieuwe werkwijze is zeker nog geen gelopen race.”
Meer informatie
Dit artikel is gemaakt in het kader van het project Overlast in de wijk, dat vernieuwende werkwijzen in kaart brengt en met verschillende woningcorporaties bespreekt. De uitkomsten van het project worden uiterlijk begin 2019 gepubliceerd.
Bekijk ook de factsheet Integrale aanpak personen met verward gedrag – Doorontwikkeling op de samenwerking in de regio Molenwaard (pdf).