Hoe blijven ouderen actief meedoen?
Vanuit de Langer Thuis-gedachte is de ondersteuning aan ouderen vooral gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid. Volgens Anja Machielse, bijzonder hoogleraar ‘Empowerment van kwetsbare ouderen’ aan de Universiteit voor Humanistiek, is de sociale samenhang en vitaliteit in de woongemeenschappen waarin ouderen samenleven minstens zo betekenisvol. In het experiment Vitale woongemeenschappen verbindt zij haar wetenschappelijke theorieën aan de dagelijkse praktijk in tien woongemeenschappen.
Door Saskia Hinssen, Platform31
U doet onderzoek naar de alledaagse betekenisgeving en het handeling- en oordelingsvermogen van kwetsbare ouderen. Waarom doet u onderzoek naar dit thema?
“Omdat het belangrijk is om de stem en de ervaringen van de ouderen zelf te horen. Uit gesprekken met hen blijkt dat de kwaliteit van het leven van ouderen niet alleen afhangt van ziekten en beperkingen die hun functioneren belemmeren. Het gevoel van welbevinden hangt ook af van sociale contacten die ze hebben, de mate waarin ouderen zich kunnen aanpassen aan fysieke en mentale achteruitgang, het verlies van dierbaren kunnen verwerken of kunnen omgaan met een beperktere maatschappelijke rol. De vraag die me bezighoudt is wat ouderen zelf van belang vinden om de kwaliteit van hun leven te verbeteren en hoe ze actief willen blijven in het sociale en maatschappelijke leven. Maar ook: welke hulp is daarbij nodig? Veel voorzieningen zijn vooral gericht op praktische hulp, terwijl ouderen het vaak nog belangrijker vinden dat er tijd is voor een kop koffie en een praatje.”
In uw werk verbindt u wetenschappelijke theorievorming met praktijkkennis. Hoe komt dit tot uiting in uw onderzoeken?
“Van huis uit ben ik filosoof en doe ik theoretisch onderzoek naar begrippen als eenzaamheid, sociaal isolement en zingeving. Tegelijkertijd ben ik een sociale wetenschapper die deze theoretische concepten graag praktisch wil invullen met empirisch onderzoek. Uiteindelijk gaat het me vooral om de kwaliteitsverbetering van beleid en interventies. Daarvoor is het nodig om te weten wat de opvattingen, emoties en ervaringen zijn van de ouderen zelf. Vanuit de theorie kunnen we immers prachtige aanknopingspunten aanreiken voor de hulpverlening , maar als ouderen zelf heel andere opvattingen hebben over wat de kwaliteit van leven inhoudt, dan gaat dat beleid nooit matchen. Door met ouderen in gesprek te gaan over wat de kwaliteit van leven voor henzelf concreet inhoudt, ontstaat een veel duidelijker beeld van wat wel en niet aansluit.”
U bent betrokken bij het experiment vitale woongemeenschappen. Speelden woongemeenschappen al eerder een rol in uw onderzoeken?
“In mijn onderzoeken ligt de focus vooral op zelfstandig wonende ouderen, al dan niet in woongemeenschappen. Bijzonder aan het experiment Vitale woongemeenschappen is juist de diversiteit van de tien wooncomplexen die meedoen. Die verschillen in grootte, leeftijdsopbouw van bewoners en de mate van betrokkenheid van de verhuurder en de bewoners zelf. Interessant aan het experiment is ook de woonomgeving. Vitaliteit van ouderen hangt samen met hoe zij in het leven staan en wat ze daar zelf van verwachten. Ook het wooncomplex en de omliggende wijk zijn belangrijke factoren die de kwaliteit van wonen beïnvloeden. Juist die samenhang vind ik interessant.”
Wat valt tot nu toe op in het experiment Vitale woongemeenschappen?
“De tien wooncomplexen hebben een eigen dynamiek en sociale structuur. De een heeft een hechte bewonersgroep, in de ander zeggen ouderen die sociale samenhang en betrokkenheid juist te missen. Opvallend is dat ouderen vaak kiezen voor een woning in een seniorencomplex, omdat ze verwachten op die manier samen te leven met gelijkgestemden. In werkelijkheid blijkt de onderlinge betrokkenheid in een seniorencomplex helemaal niet zo vanzelfsprekend. Vroeger probeerden maatschappelijk werkers die sociale samenhang te bevorderen. Tegenwoordig wordt van ouderen verwacht dit zelf te doen. De vraag is of dat ook lukt. We onderzoeken nu in hoeverre de methode Studio Bruis, die het zelforganiserend vermogen van een bewonersgroep centraal stelt, hiervoor een basis kan zijn.”
Wat zou de rol van professionals – waaronder die van verhuurder – idealiter moeten zijn bij het verbeteren van de sociale vitaliteit van een wooncomplex en de sociale activering van (kwetsbare) ouderen?
“Dat is precies wat we in dit experiment proberen te achterhalen. We kijken niet alleen naar wat bewoners zelf kunnen en willen en waar hun behoeften precies liggen. Ook willen we weten welke professionele ondersteuning aanvullend nog nodig is en hoe die rol van de professional kan worden ingevuld. Vooralsnog verschilt de ondersteuningsbehoefte sterk per wooncomplex. Bij de een spelen professionals een grote rol bij het versterken van de sociale samenhang tussen de bewoners onderling. Aan de andere kant van het spectrum zien we juist bewoners die alles zelf doen, terwijl de huurders nauwelijks betrokken zijn. De vragen die ons de komende periode vooral bezighouden zijn: lukt het bewoners om hun eigen woongemeenschap vitaal te maken en te houden? Lukt het ook om vereenzaamde ouderen bij de sociale activiteiten te betrekken? Wat kunnen de ouderen zelf doen, welke ondersteuning vanuit de verhuurdersorganisatie is nodig en waarvoor precies? Past die ondersteuning ook in het tijdsbeslag en rolopvatting van professionals? En hoe werkt intensieve verhuurdersbetrokkenheid door naar de bewoners?”
Over Anja Machielse
Uit een welzijnsonderzoek twintig jaar geleden bleek dat de gezondheid van mensen belangrijk is voor het gevoel van welbevinden. Nog belangrijker bleken de sociale contacten die mensen hebben in hun leven. In haar onderzoeken probeert Anja Machielse te achterhalen wat precies de betekenis is van die sociale contacten. Ze raakte gefascineerd door de conclusie dat veel mensen helemaal geen goed netwerk hebben en zich juist onprettig voelen in de sociale omgeving waar ze verkeren. Wat haar intrigeert is hoe het leven van deze mensen er uitziet als ze niet kunnen terugvallen op familie, vrienden of mensen in hun omgeving.
Anja Machielse studeerde filosofie en is gepromoveerd in de sociale wetenschappen. In haar werk staat de verbinding van wetenschappelijke theorievorming met praktijkkennis centraal. De laatste tien jaar richtte Anja Machielse haar onderzoek vooral op kwetsbare ouderen. Sinds 1 november 2015 is zij hoogleraar ‘Empowerment van kwetsbare ouderen’ aan de Universiteit voor Humanistiek. Op 24 oktober 2016 sprak zij haar oratie uit met de titel: Afgezonderd of ingesloten? Over sociale kwetsbaarheid van ouderen.