Het sociaal domein en de energietransitie
Gesprek met Arjan Vliegenthart, Nibud
Hoe zorg je er als gemeente voor dat mensen met een eigen woning en een smalle beurs met de energietransitie mee kunnen en willen doen? En wat vraagt dit van de samenwerking tussen het fysiek en het sociaal domein? Welke rol heeft het sociaal domein eigenlijk in de energietransitie? Over deze vragen gingen Lydia Sterrenberg en Simone ’t Hooft in gesprek met Arjan Vliegenthart, voormalig wethouder Sociale Zaken in Amsterdam en huidig directeur van het Nibud.
Begin bij de wijk
Of het sociaal domein bij de energietransitie betrokken zou moeten zijn, is voor Vliegenthart nauwelijks nog een vraag. Sterker nog: gemeentelijk ’sociaal’ zou zich (mede-)eigenaar van de energietransitie moeten voelen, en de opgave vanuit die positie moeten aangrijpen om sociale doelen in wijken en buurten te bereiken. Vliegenthart: “Wat ik interessant vind: zijn we in staat, ook vanuit het sociaal domein, om een deel van die transitie vorm te geven voor wijken en mensen die nu nog buiten spel staan? En hoe ga je dat dan doen?” Zijn eigen antwoord op deze vraag: “Begin bij de wijk. Wat speelt daar, wat is er nodig? Vervolgens kun je beoordelen hoe de energietransitie daarbij behulpzaam kan zijn.” Verschillende projecten laten zien dat het mogelijk is om sociale en fysieke opgaven in de wijk betekenisvol met elkaar te verbinden. Vliegenthart noemt als voorbeeld de Werkbrigade in Amsterdam, waarbij inwoners die langere tijd in de bijstand zitten, wijken een opknapbeurt geven. Daaraan voegt hij toe: “Ik ben me er meteen van bewust dat dit waarschijnlijk niet de goedkoopste oplossing zal zijn. Maar het zou zomaar kunnen zijn dat het wel de oplossing is die de meeste draagkracht genereert en vrucht draagt.”
Een te technische benadering en weerstand
Deze ‘omkering’ van de energietransitieopgave, waarbij ‘sociaal’ vanuit haar ervaring met de wijk en bewoners (een deel van) de agenda bepaalt, ziet Vliegenthart nog maar weinig: “Daar zit mijn primaire zorg. Dat we, bijvoorbeeld bij de selectie van wijken, te veel bezig zijn met: ‘waar kunnen we dit nou technisch goed uitrollen?’ Dan wordt er misschien snel gekozen voor wijken met een hoog percentage corporatiewoningen. En dat snap ik ook. Maar dat zijn ook vaak de wijken waar het percentage bijstandsgerechtigden hoger is, waar meer dan gemiddeld van zorgarrangementen gebruik wordt gemaakt, waar schulden groter zijn dan elders… Dan is het de vraag: zitten mensen daar nou te wachten op een klimaatneutrale woning? Ik denk van niet. En daar moeten beleidsmakers óók rekening mee houden."
Onvoldoende aandacht voor deze factoren kan – zeker met de huidige politisering van de thematiek van de energietransitie – volgens Vliegenthart leiden tot (verdere) aantasting van het vertrouwen van bewoners in de gemeente: “Je loopt het risico dat de bewoners van zo’n wijk denken ‘zie je wel, wij zijn weer aan de beurt. Voor het speeltje van mensen met geld – klimaatverandering – mogen wij in de shit zitten.’”
Een aansprekend verhaal
Deze sentimenten en weerstand onder bewoners ondervang je niet alleen met een verhaal over wat de energietransitie voor de wijk kan betekenen – er is ook een verhaal nodig dat individuele belangen aanspreekt. Vliegenthart: “Bijvoorbeeld: uw energierekening gaat omlaag, u krijgt een nieuwe keuken én we doen wat aan de tocht. Met andere woorden: wij gaan aan uw welzijn werken. Een verhaal dat dus niet alleen het hoofd, maar ook het hart raakt. Want met alleen een ingewikkeld en technisch verhaal dat de lange termijn benadrukt, kom je er niet.” Om tot zo’n verhaal te komen is het sociaal domein, dat over zowel veel algemene sociale kennis als kennis over specifieke bewoners beschikt, volgens de Nibud-directeur onmisbaar.
Middelen en dilemma’s
Bestuurders van het gemeentelijk sociaal domein moeten zo snel mogelijk betrokken raken bij beleidsvorming rondom de energietransitie: “Tegen wethouders sociaal zou ik zeggen: zorg dat je er als de wiedeweerga bij komt, want het zijn jouw mensen, jouw buurten, en op het moment dat je er niet vanaf het begin bij zit, gaat het niet goed en mag je later bijspringen.” Vlak vóór of tijdens de uitvoeringsfase aansluiten is volgens Vliegenthart niet wenselijk: “Dan kun je er alleen nog een sociaal sausje overheen gieten, en burgers voelen dat.”
Intensieve participatie van het sociaal domein kost geld. Vliegenthart is daarom van mening dat een aanzienlijk gedeelte (minstens 50 procent) van de transitiegelden hiervoor moet worden vrijgemaakt. Over terughoudendheid vanuit sociaal om nauw samen te werken (het is immers nog meer werk voor het toch al overlopende domein) is hij helder: “Dat snap ik, maar toch is dat niet goed. Alleen ga je misschien sneller, maar samen kom je verder.”