Experimenteren met het Omgevingsplan
Was het CHV-terrein in Veghel in de jaren zestig nog de grootste mengveevoederfabriek van Europa, sinds 2009 kreeg dit oude industrieterrein een tweede leven. Maar liefst 24.000 vierkante meter kwam beschikbaar voor de invulling van het concept food, culture en leisure. Het gebied wordt ontwikkeld binnen het gedachtegoed van de nieuwe Omgevingswet en was daardoor dé locatie bij uitstek voor de eerste excursie van het praktijkprogramma Nu al Eenvoudig Beter (NaEB) op 29 september 2015.
Met het aannemen van de Omgevingswet door de Tweede Kamer in juli 2015 krijgt het nieuwe stelsel langzaam maar zeker vorm. Het praktijkprogramma NaEB loopt alvast vooruit op de implementatie. Eric Nelisse, projectleider NaEB van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, licht de functie van het programma toe. “Wie echt het verschil wil maken in de werkpraktijk, heeft kennis van regels en digitalisering nodig. Maar ook: hoe gaan we om met regels? En hoe kunnen we de wet in de praktijk ook echt eenvoudig en beter ontwikkelen?”
Ideeëngenerator
Maarten Hoorn, projectleider van Platform31 en Karin Markerink van Rho Adviseurs vatten de verbeterdoelen van de Omgevingswet samen en benadrukken de voordelen van het Omgevingsplan. “Samengevat beoogt de Omgevingswet meer gebruiksgemak, het integraal nemen van beslissingen, een actieve aanpak met meer bestuurlijke afwegingsruimte en het versnellen en verbeteren van processen”, vertelt Hoorn. Daarbij benadrukt hij dat het niet expliciet om de regels zelf gaat, over hoe ze zijn opgesteld, maar vooral over het eenvoudig en beter werken in de praktijk: innovatieve procesvorming en veranderingen in de bestuurscultuur.” Markerink vult aan: “Het Omgevingsplan, het nieuwe instrument onder de wet, werkt als een ideeëngenerator. Het biedt ruimte voor innovatie en helpt bij het ontschotten van afdelingen. Daarnaast zijn er veel inhoudelijke voordelen. Vanwege de brede reikwijdte van het Omgevingsplan is het bijvoorbeeld mogelijk om er meer voorwaarden in op te nemen.” Uiteraard heeft elk voordeel ook zo zijn nadeel. “Zo kost het opstellen van een Omgevingsplan tijd en zijn de eerste plannen nog niet langs de Raad van State geweest. Het is voorlopig vooral pionieren.”
‘Koepelconcept’ in Rotterdamse Haven
Een van de aansprekende projecten die als inspiratie kunnen dienen is de pilot van het Havenbedrijf Rotterdam. Het Rotterdamse haven- en industriegebied werkt namelijk aan een gebiedsgerichte regeling waarbij een zogeheten ‘koepelconcept’ de benodigde (milieu)gebruiksruimte bepaalt aan de voorkant van het besluitvormingsproces. Dit biedt bedrijven en burgers vooraf helderheid over vestigings¬mogelijkheden binnen en buiten het havengebied en het behoud van omgevingskwaliteiten. Resianne Dekker, hoofd milieubeleid Havenbedrijf Rotterdam, deelde haar ervaringen tot nu toe. “Voor het gebied van Pernis tot en met de Maasvlakte hebben we onlangs onze bestemmingsplannen opnieuw opgesteld, inclusief een onderbouwing die door de gemeente Rotterdam in samenwerking met Milieudienst Rijnmond is ingevuld. Het hele gebied is ook aangemeld als ontwikkelingsgebied binnen de Crisis-en Herstelwet. Van daaruit stelden we voor de drie grote gebieden de veiligheidscontouren vast. Die geven een zone weer waarbinnen de plaatsgebonden risico’s van bedrijven moeten blijven. Die veiligheidscontouren zeggen alleen nog niks over het groepsrisico van al die medewerkers die in de haven werken. We hebben dit punt proberen op te lossen door intensief met ondernemers in gesprek te gaan en hen te informeren over het risicogebied waar ze zich hebben gevestigd. Aanvullend daarop hebben we in het bestemmingsplan een aantal bouwkundige eisen opgenomen in de planregels.”
Facet bestemmingsplan Geluid
“Daarmee beogen we meer duidelijkheid voor zowel het bedrijfsleven als de omgeving. Omdat de impact van de haven vele malen verder reikt dan alleen het grondgebied van de gemeente Rotterdam, willen we geluidsbudgetten gaan vastleggen per bedrijfskavel: wat mag een bedrijf produceren aan geluid en hoe groot mag de impact zijn op de omgeving?” Hiermee kan het Havenbedrijf de individuele toelating van bedrijven in het gebied vergemakkelijken. “Voordeel is ook dat bedrijven weten waar ze aan toe zijn. En dat de omgeving erop kan vertrouwen dat de ontwikkeling van de haven binnen de gezamenlijk opgestelde randvoorwaarden blijft. Omdat bedrijven zich niet meer op zaken hoeven te richten die al op planniveau zijn geregeld, ontstaan er ook betere sturingsmogelijkheden.” Natuurlijk buigt Dekker zich ook nog over allerlei vragen. “Spanningsveld is bijvoorbeeld hoe we de economie in de haven kunnen stimuleren en tegelijkertijd een goede leefomgeving kunnen bereiken. Hoe weten we wat we op planniveau besluiten ook daadwerkelijk bij individuele projecten goed doorwerkt? En wie is waarvoor verantwoordelijk? Daarnaast moeten we aan algemene regels voldoen. Zo vallen de activiteiten in ons gebied onder het activiteitenbesluit. Hoe past dit straks binnen zo’n koepelgedachte?”
Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij
Een voorbeeld van integraal werken, is de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), die is verankerd in de Verordening Ruimte. “De veehouderij is een belangrijke economische sector voor Brabant”, benadrukt Esther Vos, projectleider Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant. “Die willen we graag behouden en zelfs verder ontwikkelen. Tegelijkertijd zien we dat deze industrie uit balans is geraakt met de omgeving. Als pilot binnen de Crisis- en herstelwet kreeg de provincie Noord-Brabant een verbrede reikwijdte voor de verordening Ruimte en een paar extra tools om de veehouderij in Brabant te verduurzamen. “
Zeven punten scoren
Belangrijk in de BZV is dat de veehouder in dialoog gaat met zijn omgeving. Dit is een voorwaarde voor uitvoering van zijn plannen. Verder kan hij kiezen hoe hij zijn bedrijf wil verduurzamen. De BZV biedt hem bovendien de mogelijkheid een stap extra te nemen om de overlast in zijn omgeving terug te dringen. Denk aan de emissiereductie van fijnstof of maatregelen die de volksgezondheid bevorderen. “We adviseren de gemeente in het bestemmingsplan op te nemen dat minimaal wordt voldaan aan de BZV. Daarin staat dat een bedrijf zeven punten moet scoren. Hoe een ondernemer dat doet is niet relevant, zolang hij de duurzaamheidmaatregelen maar neemt in overleg met zijn omgeving.”
Eerste resultaten
Het effect daarvan is dat de burger het gevoel heeft weer grip te krijgen op de ontwikkelingen in zijn omgeving en de ondernemer zich beter realiseert dat zijn bedrijfsvoering van invloed is op de leefomgeving. Hoewel er op dit moment al zeventig gesprekken zijn gevoerd, blijft het lastig om de resultaten te duiden. Vos: “Want wanneer is zo’n dialoog succesvol? Als het probleem is opgelost of als het gesprek tussen burgers en veehouders weer op gang komt? We zien ook dat sommige ondernemers uit zichzelf aanzienlijke stappen vooruit willen zetten en meer doen dat we voorschrijven. Dit gebeurde voorheen niet. Of de BZV echt gaat werken, weten we echter pas over ongeveer een jaar.”

Organische gebiedsontwikkeling
Voor de herbestemming van het CHV-terrein koos de gemeente Veghel voor een organische gebiedsontwikkeling. “We wilden dit industriële erfgoed ombouwen tot een bedrijfsverzamelgebouw en de interactie stimuleren tussen food, culture en leisure”, vertelt de trotse Stefan Bogget, gemeentelijk projectleider van de herontwikkeling van het CHV-terrein. “Er komt een gemengde zone waar deze thema’s elkaar kunnen ontmoeten en versterken.” De eigenaar heeft ideeën in overvloed. Toch waren er ook belemmeringen. Bogget: “Het naastgelegen Friesland Campina legde in 2009 nog een risico-contour over het CHV terrein vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen. van het terrein. In onderling goed overleg werd de milieuvergunning van Friesland Campina aangepast waardoor deze beperking wegviel. Hetzelfde gold voor mengvoerbedrijf Van Heeswijk. Dit bedrijf stond positief tegenover de ontwikkeling van dit terrein en bracht de uitstoot van fijnstof uit eigen beweging terug onder de milieunorm. Dat het CHV-terrein is opgenomen als ontwikkelingsgebied in de Crisis- en herstelwet was overigens een stok achter de deur. Want mochten we er niet uitkomen met deze bedrijven, dan konden we hen juridisch alsnog dwingen om stappen te zetten.”
Juridische puzzel
Hoewel het terrein in de praktijk nog ruimte biedt voor ontwikkeling, is het juridisch gezien vol vanwege de belemmeringen rondom parkeren en de verkeersaantrekkende werking aan de zijde van de NCB-laan. Bogget: “Waar we dus tegenaan lopen is dat we de maximale planologische mogelijkheden moeten onderbouwen. Dat kunnen we niet, omdat we niet met zekerheid weten welke functies het terrein precies krijgt. Aan de andere kant zijn er al wel verschillende ideeën om bijvoorbeeld het verkeersprobleem op te lossen, maar is er nog geen één concreet. Met de verbrede reikwijdte kunnen we toch functies mogelijk maken.”
Actueel planologisch kader
De gemeente Veghel schakelde Rho Adviseurs in ter ondersteuning. Markerink legt een aantal knelpunten bloot: “Als we het concept food, culture en leisure vertalen naar een bestemmingsplan, dan ontstaat de neiging om in de functiegroepen horeca, detailhandel en recreatie te denken. Maar we willen juist alle functies toestaan die bijdragen aan het concept. De vraag die dan rijst is hoe om te gaan met milieuzonering? Een koffiebranderij of palingrokerij past in het concept, maar kijkend naar die bedrijfsactiviteiten, dan moet een koffiebranderij 500 meter afstand houden van de woningen. De verbrede reikwijdte in het Omgevingsplan biedt de mogelijkheid om het hele spectrum van omgevingswaarden als uitgangspunt te nemen.” Bogget: “Momenteel kijken we welke stappen nodig zijn om zo snel mogelijk een actueel planologisch kader te komen. Met daarin ruimte voor flexibiliteit en rechtszekerheid voor de bedrijven die rondom zijn gevestigd. Een kader ook waarmee we de belangen van de omwonenden beschermen. De mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet hiervoor biedt, zijn hiervoor onontbeerlijk.”
Bijbehorende presentaties
- Inleiding – Maarten Hoorn – Platform31
- Koepelconcept – Resianne Dekker – Havenbedrijf Rotterdam
- De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij – film ingeleid door Esther Vos – provincie Noord-Brabant
- Chv-terrein en het omgevingsplan – Stefan van Bogget – Gemeente Veghel en Karin Markerink – Rho adviseurs
Meer informatie
Maarten Hoorn
06 10 15 67 08 – maarten.hoorn@platform31.nl