De participatiesamenleving zet zich voort met 'right to bid'
Gemeenten, verenigingen en inwoners leren experimenteren met, het van oorsprong Engelse, buurtrecht community right to bid. Wat dat inhoudt? Een aantal gemeenten gaat experimenteren met een recht op overname. Daarbij krijgen lokale verenigingen of buurtbewoners het eerste recht om maatschappelijk vastgoed over te nemen van de gemeente en de bijbehorende functie voort te zetten. Er blijkt animo voor te zijn in Nederland, al was het maar om de obstakels gezamenlijk te kunnen tackelen. Eerder dit jaar werd daarom de eerste bijeenkomst van het Lab Right to Bid georganiseerd. Op 6 juni volgt de tweede in een reeks van vier bijeenkomsten.
Bij het right to bid kan het gaan om de overname van een gebouw, stuk land, publieke ruimte of andere maatschappelijke voorziening dat waarde heeft voor de gemeenschap. Denk hierbij aan een buurthuis, buurttuin, bibliotheek, voetbalkantine, of ook een buurtcafé. Voordelen van meer zelfbeheer is dat het eigenaarschap en ondernemerschap onder bewoners stimuleert, de binding van betrokken bewoners met de wijk/buurt vergroot en de kosten zou kunnen verlagen. Aan de andere kant blijft de vraag hoe, bij toename van zelforganisatie onder bewoners, de continuïteit van maatschappelijke activiteiten en de deelname van alle groepen in de samenleving hieraan gewaarborgd kan blijven.
Right to challenge
Het right to bid is een vervolg op het right to challenge. Dit is het recht voor bewoners om hun gemeente uit te dagen wanneer zij taken beter, efficiënter of goedkoper kunnen uitvoeren. Dat werd in Nederland geïntroduceerd om bewonersinitiatieven te stimuleren en daarmee de ‘participatiesamenleving’ (ook wel: ‘doe-democratie’) te versterken. Inmiddels doen circa 75 gemeenten al ervaring op met het right to challenge. Hoewel breed ingezet blijkt dat het right to challenge in de praktijk vooral gebruikt wordt voor het beheer en exploitatie van vastgoed en niet bij de volledige overname van vastgoed door buurtbewoners.
Gemeenten willen wel, maar er moet nog veel geregeld worden
Het overnemen van de maatschappelijke functie van gebouwen van de overheid door buurtbewoners is niet nieuw in Nederland. Leegstaand en verouderd vastgoed wordt al veel langer ingezet voor maatschappelijke initiatieven, zoals een creatieve ‘hotspot’/verzamelplek voor buurtbewoners en sociale ondernemers. Wel vernieuwend is het voorrangsrecht van bewonersinitiatieven bij volledige overname van vastgoed en de nog te ontwikkelen en te verankeren beleids- en spelregels hiervoor in wet- en regelgeving dat samenhangt met het right to bid.
Voor het right to bid staan de meeste gemeenten nog in de startblokken. We zagen een aantal voorbeelden (pdf). Hieruit concluderen we dat een aantal gemeenten wel wil, maar dat ze vooral nog aan de slag moeten met het ontwikkelen van specifiek (stimulerings)beleid en spelregels hiervoor. In het experimentprogramma Ruim op die Regels (2014-2016) onderzocht Platform31 in samenwerking met tien gemeenten en elf initiatieven hoe belemmerende regelgeving maatschappelijke initiatieven in de weg zit. Een van de lessons learned was dat in huidige wet- en regelgeving nog geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met de veranderende rollen en rolopvattingen van overheid, burgers en maatschappelijke organisaties. Ruimte voor maatschappelijke initiatieven kan vaak gevonden worden binnen kaders van bestaande wet- en regelgeving. De belangrijkste uitdaging voor gemeenten en maatschappelijke initiatiefnemers ligt daarom in het vinden, creëren en benutten van deze ruimte om initiatieven maximaal groeiruimte te bieden.
Financieel vs maatschappelijk rendement
Eerder dit jaar vond de kick-offbijeenkomst plaats van het Lab Right to Bid, waarin gemeenten en burgerinitiatieven experimenteren met dit recht op overname. Een van de belangrijkste inzichten van de eerste bijeenkomst is dat er een spanningsveld lijkt te zijn tussen het 1) financiële rendement van initiatieven en financiële vastgoedwaarde van gebouwen en 2) het maatschappelijke rendement en waarde. Gemeenten vragen zich af hoe de maatschappelijke waarde en baten kunnen worden meegewogen in de taxatie van vastgoed. En hoe het op kwantitatieve wijze onderdeel kan gaan uitmaken van het bod dat bewonersinitiatieven uitbrengen.
De afgelopen decennia is veel kennis verworven over de marktwaarde van grond en vastgoed. Dit is immers ook goed en relatief eenvoudig te meten. Stenen kan je tellen. De behoefte groeit om daarbij ook het maatschappelijk rendement, ofwel de opbrengst voor de maatschappij mee te wegen. Dat geldt zowel voor publieke instellingen die te maken hebben met krimpende budgetten en groeiende decentrale verantwoordelijkheden als voor bewonersinitiatieven die publieke taken overnemen. Zij willen en moeten met de inzet van vastgoed maatschappelijke meerwaarde creëren en onderhouden voor de omgeving. Dit is een stuk ingewikkelder vast te stellen. Wat is bijvoorbeeld de waarde van een daling in de eenzaamheid onder senioren door deelname aan activiteiten in het lokale wijkcentrum? Of wat is de waarde van een toename van de sportparticipatie onder jongeren bij sportverenigingen in lage SES wijken? Het integreren van maatschappelijk rendement in gebieds- en vastgoedontwikkeling is complex. Door deze informatiescheefheid en de uitdaging van gemeenten om financieel het hoofd boven water te houden, ligt de nadruk bij de verkoop/aanbesteding van gemeentelijk vastgoed vaak op de maximale financiële waarde. Dit geeft een eenzijdig beeld. Dat wil niet zeggen dat de financiële opbrengst er niet toe doet of niet inzichtelijk gemaakt kan/moet worden. Met het right to bid, waarbij maatschappelijk vastgoed wordt overgenomen door bewoners om de oorspronkelijke en mogelijk nieuwe maatschappelijke functies van het gebouw voort te zetten, trachten we meer evenwicht te brengen in een open en transparante discussie over de waarde van het pand én de functie die het vervult.
Maatschappelijke Businesscase (mBC)
Wouter Vos, adviseur en ondernemer social impact bij Rebel, diept dit thema verder uit in zijn presentatie over ‘Maatschappelijke meerwaarde als basis voor financiële arrangementen’. Vos geeft aan dat gesprekken tussen initiatiefnemers en gemeente vaak het karakter hebben van een ‘wils-discussie’: ‘u moet dit toch ook willen! Het is zo belangrijk!’. “Hierdoor lijkt er vaak een keuze gemaakt te moeten worden tussen financieel rendement en maatschappelijk rendement”, benadrukt Vos. “Het is of het één, of het ander. Maar waarom kunnen we beide waarden niet samentrekken en een open en integraal gesprek voeren over de totale waarde van vastgoed en functie?” Met maatschappelijke waarde alleen kun je volgens hem je onderneming niet echt bekostigen. Vos is gecharmeerd van het echte businesscase denken. De crux is volgens hem hoe de maatschappelijke meerwaarde meegenomen kan worden in de businesscase bij de exploitatie van het pand. Hij pleit voor een maatschappelijke BusinessCase (mBC) met een gestructureerde kosten-baten afweging waarin het economische én maatschappelijke nut van een organisatie samenkomen.
Lab Right to Bid
VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) startte het Lab Right to Bid. Dit tweejarige kennis- en leertraject biedt experimenteerruimte aan gemeenten en burgerinitiatieven. Zogenoemde duo-koplopers (gemeente en initiatiefnemers) kunnen er kennis delen, met en van elkaar leren en verdere stappen zetten in de eerste lokale experimenten. Platform31 ondersteunt en faciliteert deze experimenteerruimte. Op donderdag 7 februari vond de kick-offbijeenkomst plaats van het Lab Right to Bid. Het doel van het lab is het verder ontwikkelen van deze bijzondere vorm van bewonersinitiatief. Het lab biedt ruimte om te experimenteren in de eigen (beleids)praktijk en het initiatief of het project onderdeel te laten zijn van de gemeentelijke aanpak. De belangrijkste inzichten en lessen bundelen we de komende tijd op onze website en delen ze met andere gemeenten en bewonersinitiatieven.