Buurten die net zijn opgeklommen, zijn nog niet zo weerbaar
Column Anke Huntjens, bestuurder van Pré Wonen
‘De achterstandswijken zijn terug’, zo openden half november meerdere nieuwsberichten. Wat we al vermoeden, is nu met harde cijfers door RIGO onderbouwd. De leefbaarheid in buurten met veel sociale huurwoningen is de afgelopen jaren fors verslechterd. Ronald Paping – die het stokje aan mij doorgaf , dank daarvoor – verwees hier al naar in de laatste alinea van zijn blogtekst.
Ook bij Pré Wonen herkennen we dit beeld. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat twee van onze Haarlemse buurtjes een positieve uitzondering vormen, zien ook wij de toename van kwetsbare bewoners in bepaalde buurten. Rechtstreekse gevolgen van de landelijk ingezette koers tot de zogenoemde ‘doelmatige inzet’ van de sociale huursector. Roept bij mij de vraag op: Wat is dat eigenlijk, een doelmatige inzet?
Pré Wonen kent bijvoorbeeld een jarenlange traditie van investeren in minder goede wijken in Haarlem en Beverwijk. Zo is, al voor de nieuwe Woningwet, flink geïnvesteerd op zowel fysiek als sociaal vlak in deze kwetsbare wijken. Dit met een duidelijke verbetering van de leefbaarheid in deze wijken tot gevolg. Het betreft die buurtjes die ook gedifferentieerder zijn geworden: sociale huur, middeldure huur en koop. Een oplossing die een lange adem vraagt en die corporaties niet meer alleen kunnen. Aldus een vraagstuk voor meerdere partijen is geworden. De vraag is ook: Hoe houd je die positieve verandering vast? Dat is natuurlijk de bedoeling en hier ligt voor ons een grote opgave. Buurten die net zijn opgeklommen, zijn nog niet zo weerbaar dat ze meer kwetsbare bewoners kunnen ‘dragen’. En dat merken wij ook.
Op sommige plekken in ons werkgebied blijkt die draagkracht er echt minder te zijn. Het ‘passend toewijzen’, maakt dat buurten met (veel) sociale huur, minder solide zijn en zeker niet in staat zijn veel kwetsbare bewoners te huisvesten. Bovendien – indachtig de ervaringen van onze woonconsulenten – is de problematiek rond de kwetsbare bewoner in sommige gevallen niet simpelweg te zwaar? En welke buurt kan het hoofd overeind houden na stelselmatige overlast in de vorm van meubilair uit het raam gooien, een voortuin als garage gebruiken, met als slotstuk een onverklaarbare brand?
Hoe dan ook we staan voor de grote opgave in het huisvesten van mensen die doorstromen uit instellingen. Een opgave waar corporaties in mijn beleving (ook) voor zijn. Dat vraagt om heel gerichte afspraken met onze partners, maar ook om extra begeleiding van zorgpartijen. Een van de aanbevelingen uit het RIGO-rapport. En laten we de welzijnsorganisaties niet vergeten! Zij kunnen ook veel (meer) betekenen in wijken.
Met het maken van die afspraken zijn we goed op weg. Maar ik verwacht niet dat ‘het maken van afspraken’ het ei van Columbus is. We weten elkaar goed te vinden, maar moeten onze gezamenlijke aanpak fundamenteel veranderen, en dat heeft tijd nodig. Daarnaast is ruimere regelgeving nodig om ook meer preventief te kunnen sturen en het verspreiden van kwetsbare groepen mogelijk te maken.
Ik geef graag het stokje over aan Erik Ronnes, lid Tweede Kamer der Staten-Generaal (CDA). Hoe kijkt hij aan tegen het dilemma van corporaties die te maken hebben met steeds meer investeringsopgaven: investeren in nieuwbouw, in verduurzamen, en in leefbaarheid, terwijl het kabinet via Verhuurdersheffing, ATAD en Vpb-belasting de investeringskracht van de sector uitholt?
Anke Huntjens, Pré Wonen