Analyses met de Woonzorgwijzer
De integrale opgave wonen en zorg in beeld gebracht
“Sluit de samenstelling van het sociaal wijkteam aan bij de zorgdoelgroepen in de wijk? In welke wijken zijn extra investeringen in ondersteuningsstructuren wenselijk? Zijn er signalen dat bepaalde kernen zelfredzamer zijn?” Dat zijn vragen die aan de orde zijn gekomen in het experiment Provinciale parels wonen en zorg, dat Platform31 voor de provincie Zuid-Holland uitvoert. Met behulp van het data-instrument de Woonzorgwijzer is in een drietal gebieden de integrale opgave wonen en zorg geanalyseerd en besproken.
Hoe zorgen we ervoor dat we weten wat die gevolgen zijn? En hoe kunnen we die veranderende vraag een plek geven bij de ontwikkeling van nieuw woonbeleid en een goede afstemming tussen wonen en zorg? Gemeenten willen bij het opstellen van hun woonvisie namelijk beter en duurzaam rekening houden met de veranderende zorgvraag en ervoor zorgen dat de juiste partijen rondom deze thematiek aan tafel zitten. Daarbij past een integraal, gebiedsgericht plan waarin de zorgvragen en -behoeften van inwoners beter worden meegenomen.
Met de Woonzorgwijzer kan je in beeld brengen welke zorgdoelgroepen er in een wijk wonen en welke ondersteuningsvraag zij hebben. Het instrument biedt zo inzicht in de integrale opgaven op het terrein van wonen en zorg en legt daarmee de basis voor gebiedsgericht beleid dat in afstemming met lokale en regionale partners wordt ontwikkeld. In het experiment is onderzocht op welke manier de Woonzorgwijzer dit strategisch overleg over wonen en zorg kan ondersteunen. Met dit experiment wil de provincie bijdragen aan de ontwikkeling van instrumentarium waarmee lokale en regionale partijen beter inzicht krijgen in de vraag van zelfstandig wonende zorgdoelgroepen. Dit inzicht vertaalt zich uiteindelijk in betere beleidsprogrammering op het terrein van wonen. Dat geldt zowel voor de bouw van nieuwe woningen als voor het levensloopbestendig maken van de bestaande voorraad. De regio Hoeksche Waard en de gemeenten Delft en Rotterdam gingen elk tijdens drie bijeenkomsten met de Woonzorgwijzer aan de slag. Dit leverde hen interessante nieuwe inzichten op!
Hoeksche Waard: is de inzet op informele netwerken zichtbaar?
In de regio Hoeksche Waard zijn verschillende analyses uitgevoerd, waarbij vooral is onderzocht of er een relatie is tussen de vraag naar voorzieningen op basis van de Woonzorgwijzer en het daadwerkelijk gebruik van voorzieningen. De samenwerkende partners werken aan het faciliteren en versterken van informele netwerken en willen weten wat de effecten hiervan zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan een verhoudingsgewijs lagere aantal Wmo-indicaties.
Onderstaande afbeeldingen tonen een stap in de analyses die binnen het experiment zijn uitgevoerd. Hierbij is gekeken wat de relatie is tussen het percentage personen dat naar schatting een beperking heeft in het voeren van het huishouden (links) en het percentage Wmo-indicaties voor hulp bij het huishouden (rechts). Bij beide afbeeldingen geldt dat hoe donker de kleur, hoe hoger het aandeel. Er blijkt een samenhang te zijn tussen beiden, die ook door de deelnemers wordt herkend.
De analyse vormt de opmaat voor een nadere analyse van de relatie tussen de aanwezigheid van zorgdoelgroepen en het gebruik van Wmo-voorzieningen. Het percentage Wmo-indicaties blijkt in bepaalde inderdaad lager te liggen bij een vergelijkbare vraag. Dit kan verschillende zaken betekenen. Of het versterken van de informele netwerken werpt zijn vruchten af, wat betekent dat de mensen in deze dorpen elkaar vaker helpen dan in andere dorpen. Het kan echter ook zijn dat er sprake is van zorgmijding of een slechtere toegang tot Wmo-voorzieningen. Nader onderzoek is nodig om hier de vinger achter te krijgen.
Delft: waar is extra ondersteuning nodig?
Ook de gemeente Delft is experimentpartner. Samen met corporaties en zorginstellingen zijn verschillende analyses uitgevoerd. Er is gestart met het in kaart brengen van de spreiding van de verschillende zorgdoelgroepen over Delft. Hierbij springt een aantal wijken in het oog, waar de zorgvraag hoger is dan in andere wijken. Er komen geen verrassende wijken uit; de deelnemers hebben in deze wijken immer al hun bewoners / cliënten wonen. Het nieuwe is dat de Woonzorgwijzer een totaalbeeld geeft van de verschillende zorggroepen en hun omvang.
Daarna maken we een verdiepingsslag. We onderzoeken onder meer de aanwezigheid van mensen met mobiliteitsbeperkingen als gevolg van somatische problematiek en de match met de woningvoorraad. Hieruit blijkt dat een deel van deze doelgroep woont op plekken met minder geschikte woningen. Deze informatie helpt bij het in kaart brengen van de omvang van de opgave voor woningaanpassingen, waarbij overigens een (belangrijk?) deel in de particuliere sector valt.
In het experiment is verder ingezoomd op de GGZ-doelgroep. Mensen met een psychiatrische aandoening hebben in de regel behoefte aan een rustige omgeving en een belangrijk deel van hen heeft een lager inkomen. Om die reden hebben we de spreiding van deze groep mensen gerelateerd aan de leefbaarheid van de wijken (op basis van de Leefbaarometer) en de betaalbaarheid van de woningen. Het blijkt dat een belangrijk deel van de groep niet in wijken woont waar het rustig is, maar juist in wijken waar de leefbaarheid lager is. Ook is zichtbaar dat er betaalbare woningen staan, in wijken met een beter woonklimaat voor deze doelgroep.
Rotterdam: hoe verhouden draaglast en draagkracht zich tot elkaar?
Ook in Rotterdam zat een gemêleerde groep aan tafel. Ditmaal naast de gemeente, corporaties, zorg- en welzijnsorganisaties ook een samenwerkingsverband van bewoners, ondernemers en (wijk)professionals. In het experiment is ingezoomd op de relatie tussen formele en informele zorg. In de gemeente zijn we het experiment gestart met het in kaart brengen van de spreiding van de zorgdoelgroepen en hun beperkingen. Het is helder dat in bepaalde wijken de draaglast (de vraag naar ondersteuning) hoger is dan in andere wijken. We kiezen twee wijken (conform de CBS-indeling): Delfshaven en het Nieuwe Westen. De volgende grafiek toont het geschatte aandeel personen dat een beperking op een bepaald levensdomein, bijvoorbeeld dagbesteding of mobiliteit, heeft. Met name in het Nieuwe Westen komen mensen die een beperking ervaren in de regievoering en omgaan met financiën verhoudingsgewijs tot Rotterdam als geheel maar ook tot Delfshaven vaker voor.
Van deze wijken willen we weten wat de draagkracht is: kan het zijn dat een wijk een hoge draaglast heeft en tegelijkertijd een hoge draagkracht? De afbeeldingen uit de Woonzorgwijzer worden hiervoor vergeleken met cijfers uit de Sociale Index van Rotterdam. Het blijkt dat beide buurten relatief weinig sociale cohesie (contacten met en hulp van buren) en weinig mantelzorgers hebben. Delfshaven kent echter meer vrijwilligers dan gemiddeld in Rotterdam. En ook vinden meer mensen in deze buurt dat zij voldoende hulp krijgen. Op grond van de uitkomsten kunnen nog geen harde uitspraken worden gedaan over draagkracht en draaglast. We zijn het experiment in Rotterdam geëindigd met het maken van (werk-)afspraken over te nemen vervolgstappen.
Evaluatie van de Woonzorgwijzer
Elk experimentgebied heeft inmiddels drie bijeenkomsten gehad, waarin zij samen met Platform31 en onderzoeksbureau Rigo aan de slag zijn gegaan met de Woonzorgwijzer. Deze zomer wordt (het gebruik van) de Woonzorgwijzer geëvalueerd. De uitkomsten worden gebruikt voor de doorontwikkeling van de Woonzorgwijzer en het opstellen van een gebruikershandreiking. Dankzij de provincie Zuid-Holland, opdrachtgever van het experiment, wordt de Woonzorgwijzer in het najaar van 2017 gelanceerd voor alle Zuid-Hollandse gemeenten.