Amsterdam monitort en evalueert met lerende aanpak

Gesprek met Vincent Busch, wetenschappelijk onderzoeker en interventieontwikkelaar

Ook de gemeente Amsterdam werkt hard aan het terugdringen van gezondheidsverschillen. Vincent Busch is als onderzoeker en interventieontwikkelaar betrokken bij het programma Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG). Hij vertelt over de lerende aanpak van de gemeente op het vlak van monitoring en evaluatie binnen de AAGG. Ons team Onderzoek en Ontwikkeling legt de verbinding tussen wetenschap, praktijk, beleid en uitvoering.

Het programma Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG)

“De missie van de AAGG is dat alle kinderen in Amsterdam in 2033 een gezond gewicht hebben. Nu zijn zo’n 24.500 kinderen – bijna een op de vijf – te zwaar. Dat is bijna anderhalf keer zoveel als het landelijk gemiddelde. Dat vindt de gemeente onacceptabel, omdat die kinderen een hoog risico hebben op levenslange gezondheidsproblemen. Binnen AAGG ligt de prioriteit bij de buurten waar veel groepen met een migratieachtergrond en mensen met een lage SES wonen, waaronder Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Bij hen komt overgewicht meer voor.”

Inzet breed palet aan interventies

“Oorspronkelijk richtte ons programma zich vooral op het stimuleren van een gezonde leefstijl van kinderen in de basisschoolleeftijd. De focus lag op genoeg bewegen en gezond eten. Later kwam daar goed slapen bij. We weten namelijk dat ook slaap essentieel is voor een gezond gewicht. Nu bekijken we het probleem van overgewicht completer door ook onderliggende factoren als armoede en cultuur mee te nemen. Dat betekent dat we een breed palet aan interventies inzetten: van een omgevingsinterventie als een verbod op marketing van ongezond voedsel naar kinderen tot interventies die gericht zijn op het creëren van individuele gezondere attitudes van kinderen op het gebied van voeding of slaap. Tot zo’n brede aanpak zijn we gekomen door het regenboogmodel voor gezondheidsbeleid van Dahlgren en Withehead (zie figuur) als vertrekpunt te nemen. Het laat zien welke factoren er toe doen voor gezondheid.”

regenboogmodel-2

Gezamenlijke verantwoordelijkheid

“Intern is er bij de gemeente steeds meer sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Niet alleen Volksgezondheid, maar ook bijvoorbeeld de afdeling Onderwijs, Jeugd en Zorg en het cluster Ruimte en Economie zijn betrokken bij AAGG. Het is de bedoeling dat zij onze kernboodschap, uitgangspunten en werkzame elementen integreren in hun reguliere activiteiten. We ontwerpen nu onze interventies met de vraag welke externe partners we kunnen betrekken voor een duurzame aanpak. Zo zorgen we ervoor dat er straks geen afzonderlijk programma meer nodig is.”

Lerende aanpak

“We baseren onze interventies zoveel mogelijk op kennis over wat werkt. Daarbij monitoren en evalueren we onze aanpak, en leren hiervan om die verder te ontwikkelen en te verbeteren. Om die reden werken er drie onderzoekers bij de AAGG. Wij zijn onderdeel van het onderzoeksinstituut Sarphati Amsterdam en verbinders tussen wetenschap, praktijk, beleid en uitvoering.”

Pionieren

“Toen ik bij het programma kwam werken, lag het accent van mijn functie vooral op het screenen van wetenschappelijke literatuur op inzichten om lopende programma-interventies te verbeteren, bijvoorbeeld in het kader van het Jump-in programma, ons programma dat Amsterdamse basisscholen helpt om een gezonde leefstijl op school vorm te geven. Nu verzamelen we wetenschappelijke en praktijkinzichten naar wat essentiële werkende elementen zijn binnen een integrale aanpak en adviseren de collega’s van de AAGG hoe die elementen toe te passen zodat onderdelen van de aanpak ook het effect hebben dat we willen. Dit is niet altijd zo eenvoudig, want in de praktijk is er sprake van een complex samenspel; allerlei factoren en interventies werken op verschillende gebieden samen. Wat is dan essentieel voor de gewenste uitkomst? Het voelt als pionieren wat we doen; dat is lastig maar ik vind dat ook heel leuk! Voor Jump-in hebben we online toolkit gemaakt. Zo kunnen andere gemeenten met onze aanpak en ervaring aan de slag, zonder dat de AAGG hier uren in hoeft te steken.”

Het belang van doelgroeponderzoek

“’Bewezen interventies’ zijn vaak voor andere doelgroepen qua cultuur of leeftijd ontwikkeld en niet getest door onze doelgroepen – lage SES, groepen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dan weet je dus niet of je het effect kunt verwachten dat eerder gevonden is. Daarbij spitsen we onze interventies en onderzoek naar effectiviteit soms nog verder toe, bijvoorbeeld tot tieners of baby’s – want wat bij volwassenen werkt, werkt vaak niet zomaar voor deze groepen. Je moet weten wat voor hen ertoe doet en wat niet. Daarvoor zetten we tegenwoordig ook participatief onderzoek en social marketing-onderzoek in, omdat we merken dat je hiermee hele waardevolle inzichten over je doelgroep kunt krijgen.”

Voorbeeld van de lerende aanpak

“Een goede nachtrust is nu onderdeel van het programma. We wisten uit de literatuur dat zaken als op tijd stoppen met tv-kijken, je telefoon op tijd wegleggen of een vast ritme of ritueel, belangrijke onderdelen zijn van gezond slaapgedrag. Maar toen we naar bewezen interventies keken, vonden we eigenlijk niets. Werkt voorlichting? Zo niet, hoe moet je het anders doen? We hebben nu van Sarphati Amsterdam en de AAGG de opdracht gekregen om een interventie te ontwikkelen die gezonde slaap stimuleert en aansluit bij de doelgroep en hun belevingswereld. Een van de dingen die ik heb geleerd uit social marketing-onderzoek dat we recent hebben laten uitvoeren, is dat tieners hun telefoon niet weg gaan leggen als ze naar bed gaan, ook al doe je van alles aan voorlichting. Alleen als hun ouders regels stellen en de omgeving veranderen door die telefoon ‘s nachts in te nemen, gaan ze hun slaapgedrag veranderen, zeggen ze zelf.”

Indicatoren voor outcome

“De gemeente wil inzicht bieden in voortgang en outcome. Omdat het programma werkt aan gezond gewicht is een logische outcome-maat gewicht. Aanvankelijk en omdat dat toch al gemeten werd, gebruikten we daarvoor BMI-scores. Maar de BMI is niet onze enige indicator om de effectiviteit van het programma te bepalen. We kijken ook naar gedrag – voeding, bewegen, slaap – omdat we weten dat dit van belang is voor succes in termen van gezond gewicht. We gebruiken ook alleen determinanten van dat gedrag waarvan bekend – of ten minste aannemelijk is – dat ze die gedragingen ook of juist bij kinderen of tieners beïnvloeden.”

Methoden voor data-verzameling

“Wij willen nu graag gegevens verzamelen over voedingsgedrag op school én thuis. Zo kunnen we later kijken naar de effecten van de interventies. Dan is de vraag: hoe komen we aan die data? Op of via de school kun je relatief makkelijk informatie verzamelen. Het is moeilijker wanneer je een interventie doet die in de wijk plaatsvindt, dan dat je die doet in een afgebakende omgeving als school. Daarom moet je creatief zijn. Qua methode zijn we nog aan het denken. Kunnen we deelnemers bijvoorbeeld vragen hun lunchtrommeltje te fotograferen? Wat kunnen we met een vragenlijst? Of is een app handig? Tips zijn welkom!”