Waarom bouwen in diepe polders niet altijd meer een goed idee is

Een paar weken geleden werd het Masterplan voor het vijfde dorp in de Zuidplaspolder vastgesteld. Dit plan roept veel reacties op. Initiatiefnemers zouden door te bouwen in diepe polders geen rekening houden met de lange termijn. In de reacties wordt niet altijd helemaal duidelijk wat daarvan het probleem is. Is zeespiegelstijging het probleem, waardoor we in de toekomst geen acht maar negen of tien meter water moeten keren? De Nederlandse watersector heeft wereldwijd wel voor grotere uitdagingen gestaan. Of is die ene wijk extra een probleem in polders die toch al zijn volgebouwd? Als we netjes rekening houden met voldoende waterberging zijn we toch klimaatrobuust?

Hoe zit dat nou? Want tegelijk kan iedereen wel op zijn klompen aanvoelen dat er ergens een grens is. Als we in dit land met een stijgende zeespiegel en dalende bodem blijven bouwen op de laagste en meest kwetsbare plekken, dat moet toch een keer misgaan?

Welk perspectief nemen we?

Het verschil zit in het schaalniveau en de termijn waarmee we naar effecten van deze bouwlocaties kijken. In de Nederlandse ruimtelijke ordening ligt de focus sterk op het lokale perspectief. Gedreven door de hooggespannen woningnood helpt onze slimheid en innovatiekracht ons om overal alles mogelijk te maken. Er is geen bodem zo slap, geen grondwaterstand zo hoog, geen polder zo zout of we hebben een oplossing om er droog en klimaatrobuust te kunnen wonen.

Maar de ingrijpende lange termijn ontwikkelingen van bodemdaling en zeespiegelstijging vragen steeds meer om een perspectief op systeemniveau en lange termijn. Wat lokaal en op korte termijn duurzaam is, kan op systeemniveau en op lange termijn de verkeerde kant uit werken. Vanuit dit perspectief is het daarom belangrijk om twee afwegingen toe te voegen.

  1. Reserveer ruimte voor de toekomst
    In ons white paper Ruimte voor de Toekomst brachten we in beeld dat tot 2050 ongeveer 900 miljard euro wordt geïnvesteerd in woningbouw, infra, energietransitie, klimaatbestendigheid en natuur. Deze investeringen vragen meer dan 100.000 ha ruimte en bepalen daarmee voor een belangrijk deel hoe Nederland er na 2050 uit komt te zien. Tegelijk zijn er in de lage delen van Nederland in de toekomst maatregelen nodig om waterstandsverhogingen op te vangen (denk aan overstroomlocaties, dijkverbredingen, etc.) en voor aanpassingen aan infrastructuur en bebouwing op of langs het water. Om voldoende ruimte te houden voor deze maatregelen is het belangrijk om niet alle beschikbare ruimte vol te bouwen. Ook is het belangrijk om niet op de diepste plekken te bouwen zodat deze beschikbaar blijven om overtollig water in de toekomst tijdelijk te kunnen bergen. Het sleutelwoord daarbij is flexibiliteit. Door nu ruimte te reserveren houden we opties voor toekomstige maatregelen open.
  2. Respecteer de grenzen van het bodem- en watersysteem
    In de tweede plaats is het belangrijk dat we in onze ruimtelijke ordening opnieuw de grenzen van het bodem- en watersysteem leren respecteren. Op veel plekken in Nederland worden de gebruiksmogelijkheden van het bodem- en watersysteem ‘opgebruikt’. De ontwatering van diepe polders leidt er toe dat de hoger gelegen omgeving verdroogt en we steeds meer zoet water nodig hebben om de oprukkende verzilting buiten de deur te houden. Dat kan niet oneindig doorgaan, vooral niet omdat deze effecten worden versterkt door klimaatverandering en bodemdaling en zoet water bovendien schaarser wordt.
    Stedelijke ontwikkeling biedt in principe een mooie kans om deze negatieve trends in diepe polders te keren. Stedelijk gebied hoeft minder diep ontwaterd te worden, is minder afhankelijk van zoet water dan landbouw en biedt mogelijkheden voor extra waterberging. Realiseren van deze ambitie vereist (veelal) het verhogen van (grond)waterpeilen. Echter, in de praktijk zien we vaak dat deze ambitie de uitvoering niet of maar ten dele haalt. Wat start met hoge ambities voor drijvend wonen of kruipruimteloos bouwen eindigt vaak met traditionele methodes omdat we de extra kosten voor de wijze van bouwen of bouwrijp maken niet accepteren, of omdat bestaande functies in de weg zitten. Met alle gevolgen van dien. Belangrijk is daarom dat we vanaf nu effecten op systeemniveau voorkomen door als harde uitgangspunten mee te nemen dat ontwikkelingen op de lange termijn niet mogen leiden tot (grond)waterstandsdaling, en moeten bijdragen aan het verminderen of stoppen van bodemdaling, verzilting en/of de afhankelijkheid van wateraanvoer.

Schaaleffect

Voor beide afwegingen geldt dat het effect van een enkele wijk op het systeem meestal klein is. Maar vanwege de schaal van de woningbouwopgave is de som van de effecten onacceptabel groot. Het is als het eten van een zak dropjes. Voor ieder dropje afzonderlijk kan je redeneren dat je er niet dik van wordt, maar na het leegeten van de hele zak gaat die redenering toch mank. We zullen op zoek moeten naar een ‘stand-still’-beginsel waarbij ook de som van de ontwikkelingen niet meer van het bodem- en watersysteem vraagt dan het in natuurlijke vorm biedt. Sterker nog, we moeten de 900 miljard euro aan investeringen in de komende decennia en onze innovatiekracht gebruiken om deze trends juist te keren, en klimaatbestendiger te worden dan we nu zijn.

Discussie

Rekening houden met deze lange termijn effecten op systeemniveau is nog niet geborgd in ons ruimtelijke ordeningsbeleid en in onze waterhuishoudkundige normen. Ook in het Masterplan en de Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het nieuwe dorp in de Zuidplaspolder worden deze effecten niet afdoende geadresseerd. Daar is deze locatie niet de enige in, het is onze collectieve blinde blek. Dat roept de vraagt op wie verantwoordelijk is voor het systeem.

Uitgangspunten om lange termijn systeemeffecten te voorkomen zouden we goed een plek kunnen geven door de watertoets te rehabiliteren. Maar daarmee zijn we er nog niet. De gevolgen kunnen verstrekkend zijn omdat ze een werkelijke transitie vereisen naar het principe ‘functie volgt peil’. Voor het eerst betekent dit dat we echt niet meer overal kunnen bouwen omdat we de ruimte voor de toekomst moeten reserveren. Of dat we extra kosten moeten maken om de mogelijkheden die het bodem- en waterstysteem ons biedt niet uit te putten. Dat vraagt om afspraken op regionaal niveau over wat wel en niet kan, een discussie waar grenzen liggen en hoe we ons landgebruik hierop afstemmen. Rekening willen houden met deze effecten maakt eens te meer duidelijk hoe nodig is dat er regie nodig is op systeemniveau en op de lange termijn. Zonder regie eten we zakken vol dropjes leeg en vragen we ons later vertwijfeld af hoe het komt dat we toch te dik zijn geworden.