Voetballen op het hoogste niveau
Met de betrokkenheid van huurdersorganisaties en de waardering over hun inzet zit het wel snor, drie jaar na herziening van de Woningwet (2015). De kritische betrokkenheid wordt gewaardeerd. “Huurdersorganisaties houden ons bij de les en maken zaken concreet”, vertelde een beleidsambtenaar van een middelgrote gemeente aan mij. Voor de legitimiteit van het corporatiebestel wil de herziene Woningwet onder andere de positie van huurdersorganisaties versterken. En dat is gelukt, blijkt uit ons recente rapport Lokale Samenwerking na de Woningwet. Tegelijkertijd zien we dat de rol van woningcorporaties is ingeperkt en daardoor minder kunnen bijdragen aan leefbare en gemengde wijken. En dat is zorgelijk.
De totstandkoming en uitvoering van het volkshuisvestelijk beleid in Nederland was voorheen met name een één-tweetje tussen professionals van woningcorporaties en gemeenten. Overleg was in voetbaltermen op ‘het niveau van de Eredivisie’. Op het niveau van de Champions League waren het vooral onderonsjes tussen de grootste en rijkste corporaties. De huurders waren de amateurs; daarmee werd weinig of niet gevoetbald.
Inmiddels zien we dat die laagste regionen steeds hoger mogen meespelen; de ‘elitaire’ competities zijn opengebroken en de huurdersorganisaties doen volop mee op het hoogste niveau. In de praktijk heeft dit geleid tot een flinke professionaliseringsslag om het niveauverschil te dichten. Met als gevolg: ingehuurde adviseurs, professionals in eigen dienst en extra uren voor bijscholing. De vraag is niet meer of ze meedoen, maar óf verdere professionalisering gewenst is om de voornamelijk op vrijwilligers gestoelde huurdersorganisaties volwaardig mee te laten draaien.
Bij sportverenigingen zijn professionals (waaronder de verenigingsmanager) al langer de amateurclubs binnengetreden. Zelf ben ik ook een tijd actief geweest als professional en als vrijwilliger binnen voetbalclubs. Die inzet van betaalde krachten is onmisbaar om de toegenomen druk te verlichten die op verenigingen ligt om hun maatschappelijke rol te vervullen. Vrijwilligers en professionals gaan ook prima samen, zolang de onderlinge taakverdeling helder is en er respect is voor elkaars inzet. Dit geldt evenzeer voor de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers in het domein wonen.
Door de herziene Woningwet is de positie van huurders verbeterd, is hun rol gegroeid en een professionaliseringsslag gemaakt. Maar we zien ook een ingeperkte rol van woningcorporaties en een toenemende segregatie (tussen arm en rijk) en dalende leefbaarheid, met name in de armste wijken. Dat huurdersorganisaties meedoen op het hoogste niveau is een mooie winst, maar een Woningwet die zorgt voor meer gemengde en leefbare woonwijken? Dat is pas echte winst én wat mij betreft het kampioenschap.