Denkfouten bij …. argumenten om te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen

U gaat het nog veel horen de komende dagen: “Ga vooral stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen”, “Het belangrijkste is dat u gaat stemmen” of “Elke stem telt”. Een tegengestelde oproep hoor je niet of nauwelijks. Terwijl er ook hele goede argumenten zijn om niet te gaan stemmen en niet alle argumenten van de voorstanders even krachtig of valide zijn.

In 2017 maakte De Argumentenfabriek voor een reportage van Nieuwsuur een Argumentenkaart over de argumenten die mensen gebruiken om wel of niet te gaan stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017. We maakten deze kaart op basis van inzichten van onder andere wetenschappers, een kandidaat-Kamerlid, een opiniepeiler en stemmers en niet-stemmers van verschillende pluimage. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018 hebben we deze kaart geactualiseerd (zie afbeelding, klik voor vergroting).

De kaart helpt twijfelaars snel en goed een afweging te maken om wel of niet te gaan stemmen. De kaart geeft ook inzicht in de argumenten van stemmers en niet-stemmers.

Bent u van plan te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart en/of heeft u een negatief oordeel over mensen die er bewust voor kiezen niet te gaan stemmen? Lees dan vooral door, want u bent de belangrijkste doelgroep van dit blog. Ik ga u wijzen op enkele mogelijke vooringenomenheden in uw denken. En de Argumentenkaart laat u zien dat er ook sterke argumenten zijn om niet te gaan stemmen. Kortom, u krijgt wat hulp om nog beter af te wegen of u wel of niet gaat stemmen op 21 maart.

Onvolkomenheden in het denken van mensen die besluiten te stemmen

Een van de meest gehoorde argumenten van mensen die stemmen is “Door te stemmen oefen ik invloed uit”. Feitelijk klopt dit. Alleen …, in welke mate? Bij dit argument liggen twee bekende ‘denkfouten’ op de loer: zelfoverschatting en magisch denken. Een derde onvolkomenheid die we zowel bij de voor- als tegenstanders van stemmen tegenkomen is groepsdenken.

Zelfoverschatting is een oermenselijke eigenschap die nog handig is ook. Want wie zichzelf een beetje overschat, krijgt zelfvertrouwen en gaat dingen ondernemen. Bekend voorbeeld: de meeste autorijders vinden zichzelf betere bestuurders dan de gemiddelde automobilist. Hetzelfde geldt voor managers, voetballers, leraren … Zelfoverschatting is niemand vreemd. Hierom is het voorstelbaar dat u ook uzelf overschat in uw rol als stemmer. Want hoe groot is uw invloed op de samenstelling van de gemeenteraad feitelijk? Laten we even rekenen met de gemeente Dongen (in 2017 uitgeroepen tot de ‘meest gemiddelde gemeente van Nederland’) als voorbeeld.

In maart 2014 waren bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dongen 20.147 kiesgerechtigden en lag de opkomst op 49,0%. Als gevolg van blanco en ongeldige stemmen zijn uiteindelijk 9.738 geldige stemmen uitgebracht voor een raad met 21 gemeenteraadsleden. De kiesdeler is het aantal stemmen dat een partij moet behalen om in aanmerking te komen voor één zetel. In geval van Dongen lag de kiesdeler op (9.738 : 21 zetels =) 464. In Dongen is de invloed van één individuele stem op één zetel voor een partij dus 1/464 = 0,22%. In andere gemeenten ligt dit percentage iets hoger of lager (bijvoorbeeld 0,3% in Appingedam, 0,06% in Arnhem en 0,014% in Amsterdam), maar blijft het in alle gevallen minder dan 0,5%. Conclusie: u heeft een beperkte invloed op de samenstelling van uw gemeenteraad. De kans dat juist uw extra stem daadwerkelijk het verschil maakt is zeer klein. De niet-stemmers hebben meer recht van spreken met hun argument “Mijn stem maakt geen verschil”. En dan hoor ik u zeggen “Ja, maar als iedereen zo denkt, dan gaat niemand stemmen”. De fout in dat bezwaar is dat uw besluit om wel of niet te gaan stemmen los staat van wat de rest doet. Het is niet aannemelijk dat uw keuze anderen beïnvloedt. En als het die al beïnvloedt, waarom dan niet in de richting van ‘wel stemmen’? Doordat u niet gaat stemmen, hebben de mensen die wel stemmen namelijk relatief (iets) meer invloed.

Magisch denken gaat over de overtuiging van een persoon dat zijn gedachten, woorden of handelingen een bepaalde gebeurtenis kunnen oproepen of verhinderen. Hierbij negeert deze persoon algemeen geldende regels voor oorzaak en gevolg. Bij kinderen zien we dit vaak terug, bijvoorbeeld wanneer ze zeggen ‘je mag alleen op de witte strepen van het zebrapad lopen want zwart brengt ongeluk’. Maar ook slimme volwassenen geloven dingen waarvan ze weten dat ze niet kloppen. Wie kent er niet iemand in zijn omgeving die te pas of te onpas zegt ‘even afkloppen’? Of denk aan mensen die hun laatste geld voor het verlaten van het casino snel op rood zetten ‘omdat nu zwart al acht keer achter elkaar gevallen is’.

Deze illusie van controle of invloed vinden we op de Argumentenkaart terug bij het argument “Met mijn stem beïnvloed ik een thema dat ik belangrijk vind (zoals veiligheid, zorg, wonen of een lokaal thema)”. Gelooft u dat echt? Gaat uw individuele stem (oorzaak) daadwerkelijk uw omgeving veiliger maken (gevolg)? We hebben hierboven gezien dat uw invloed op de samenstelling van de raad beperkt is. Verder weet u niet of uw partij gaat onderhandelen en zo ja, of meer inzet op veiligheid in deze onderhandelingen wordt ‘uitgeruild’ (denk aan de kabinetsformatie van kabinet Rutte-Samsom). Kortom, u kunt betere dingen verzinnen en doen dan stemmen wanneer u meer veiligheid in uw buurt wilt.

“Veel mensen in mijn omgeving vinden dat je hoort te gaan stemmen.” En de tegenhanger bij de niet-stemmers: “Mensen in mijn omgeving lachen me uit als ik zeg dat ik ga stemmen.” Deze argumenten zijn fraaie illustraties van groepsdenken. Dit is het verschijnsel dat een hechte groep de meningen en/of het gedrag van de individuen in de groep versterkt. Groepsdruk kan helder denken belemmeren omdat groepsleden (die zich in hun mening of gedrag gesteund weten door de rest van de groep) makkelijker feiten negeren die niet met hun opvatting of gedrag corresponderen. Wie het waagt een ander standpunt in te nemen, krijgt de groep over zich heen en houdt algauw zijn mond.

Campagne ‘Elke Stem Telt’

Deze maand loopt een campagne van de Rijksoverheid getiteld ‘Elke Stem Telt’ met als doel zoveel mogelijk mensen op 21 maart naar de stembus te krijgen. In het begeleidende persbericht stelt minister Ollongren “Jouw stem kan het verschil maken. Bepaal mee wat er in jouw gemeente gebeurt.” U kunt nu de waarde van deze oproep van de minister beter beoordelen. En ook herkent u dat deze campagne het groepsdenken bij stemmers versterkt.

Ik heb inmiddels – ondanks deze campagne, ondanks de groepsdruk die ik ervaar en ondanks de uiterst geringe invloed van mijn stem – besloten te gaan stemmen op 21 maart. Wat gaat u weloverwogen besluiten?