De woningnoodcrisis en het stigma van tijdelijk wonen
Ik noem twee opmerkelijke ontwikkelingen. De eerste is de fors toegenomen aandacht voor de woningnoodcrisis. De tweede is de huiver bij veel betrokkenen om tijdelijke woonruimte, of flexwonen, te realiseren. Hoe kan dat; het ene draagt toch bij aan een oplossing voor het andere?
Het consumentenprogramma Radar zendt momenteel een tweeluik uit over, zoals ze het noemt, de woningnoodcrisis. De term is de overtreffende trap van crisis en nood; nou dan moet het wel heel erg zijn. In de uitzending zien we een aantal schrijnende gevallen. En die komen wij, en u als lezer ongetwijfeld ook, dagelijks tegen in ons werk. En mogelijk ook daarbuiten. Mensen die geen toegang vinden tot de woningmarkt en in tuinhuisjes slapen, op de bank bij bekenden, in de auto, of op een oud vakantiepark. Meestal niet op straat – gelukkig maar. Allemaal mensen die snel een dak boven het hoofd nodig hebben; omdat ze in scheiding liggen of uit hun huis gezet zijn, maar ook omdat ze een tijdelijke baan aan de andere kant van het land hebben of omdat ze niet tot hun dertigste willen wachten om uit huis te kunnen gaan. Misschien wel uw nichtje, uw nieuwe collega of in de toekomst uzelf.
De belangrijkste oplossing ligt natuurlijk in meer woningen bouwen, maar dat gaat er om de bekende redenen voorlopig niet van komen. De woningnoodcrisis maakt het echter noodzakelijk dat we nu alle zeilen bijzetten en ook in woonruimte voorzien die misschien niet helemaal super is, maar die er wel bij wijze van spreken morgen kan zijn. Flexwonen voorziet in tijdelijke gebouwen en is snel te realiseren, op een tijdelijke locatie of met een tijdelijke bewoning.
In enkele recente bijeenkomsten proef ik echter veel huiver voor deze flexwoonoplossingen. Ik noem er een paar: “Wij bouwen enkel kwaliteit die een leven lang meegaat”. “Wat moeten die bewoners dan als hun huurperiode afloopt”. “Dat levert een concentratie van probleemhuurders op”. “Het is moeilijk” en “risicovol”.
Allemaal bezwaren die komen vanuit een verkeerde ‘mindset’. Tijdelijk wonen is niet een alternatief voor ‘regulier’ of ‘vast’ wonen, maar biedt een alternatief voor níet wonen. Er zijn inmiddels tientallen goede voorbeelden waar mensen tijdelijk wonen, en die mensen zijn er doorgaans erg blij mee. Dit flexwonen biedt hen immers nú woonruimte, en niet pas over maanden of jaren. Het is ‘wonen terwijl je wacht’. Voor de tussentijd.
Sommige gemeenten stimuleren flexwonen, maar veel meer kijken liever weg. Sommige woningcorporaties bieden tijdelijke woningen aan, maar veel meer houden liever vast aan oude vertrouwde werkwijzen. Het ministerie stimuleert flexwonen, en stelde begin december elke provincie 250.000 euro in het vooruitzicht. Zuid-Holland, Gelderland en recent Zeeland doen dat al. Een goede zaak. Nu de overige provincies nog.
Het is nodig om het stigma en de bezwaren die worden geuit over flexwonen en tijdelijk wonen te vervangen door een positieve ‘mindset’: laten we werken aan een structurele verbetering van de woningmarkt. Ondertussen verlichten we de woningnoodcrisis met flexwonen!
Meer lezen
- Over flexibel wonen
- Financiële impuls voor provincies om flexwonen te bevorderen (ministerie van BZK)