Caspar liep

Ik liep anderhalf jaar door Nederland en beschreef de veranderingen in het landschap. Ik zag dingen waar ik vrolijk van werd, maar op het platteland kreeg de somberheid toch vaak de overhand. Ik liep door muren van mais, voer voor onze uit zijn krachten gegroeide veestapel, ik zag waar sloten waren gedempt, waar bomensingels en bloemrijke bermen waren verdwenen, hoe schaalvergroting en monocultuur nog altijd de overheersende richting is. Ik liep door landbouwpolders waar ooit 200 boerenbedrijven waren en nu nog twintig. En van die twintig zouden er binnen afzienbare tijd nog eens tien verdwijnen. Polders waar weidevogels niets meer te zoeken hadden. In de dorpen in die polders waren de schoolgebouwtjes leeg, de winkels verlaten, de bedrijvigheid weg, huizen te koop, geen huisarts, hooguit was er nog een bakker.

Ik liep ook door museumdorpen met galeries, hotels en restaurants. Dorpen vol met mensen die van heinde en verre kwamen, en daarna weer vertrokken. Sommige museumdorpen gingen om vijf uur dicht. Dan was het leeg, ook hier was het echte leven weg.

Ik liep ook door nieuwbouwwijken in groeigemeenten, woonland, hier vertrokken de mensen ’s ochtends, met de auto, om elders te werken, bijvoorbeeld in een van de vele enorme dozen die inmiddels als een lint langs snelwegen zijn gedrapeerd.

Een paar woorden en begrippen drongen zich op: afstandelijkheid en kilheid, en, aan de andere kant: leefbaarheid, nabijheid, menselijke maat. Zou het onbehagen in welvarend Nederland niet deels te maken hebben met het verdwijnen van nabijheid, met de harde scheiding tussen wonen, werken, leven, zo vroeg ik mij af? Harde scheidingen die ook in het landschap te zien zijn; een postzegel natuurmonument, omringd door een zee van industriële landbouw.

Om niet te bezwijken onder somberheid zocht ik mensen op die dit patroon probeerden te doorbreken, die opnieuw nabijheid probeerden te creëren. Dat waren er veel meer dan ik had gedacht. Ik ging naar boeren die niet meer anoniem en tegen veel te lage prijzen produceerden voor de wereldmarkt, maar die kwaliteitsproducten maakten voor de regio. Ik was op bezoek bij een dorpsschooltje dat door de inspanningen van de gehele dorpsgemeenschap kon overleven. Ik overnachtte bij boeren die wel de verbinding zochten met de burger in de stad. Op verschillende plekken zag ik hoe stedelingen en plattelanders samenwerkten, hoe ze zelf hun voedsel produceerden en de tussenhandel uitschakelden. Ik was in regio’s waar de zorg voor natuur en landschap en de productie van streekproducten een nieuw verdienmodel vormden. Wat al die mensen gemeen hadden was dat ze vrolijk waren en, zo leek het wel, bevrijd van een last op hun schouders.

Het zijn nog marginale ontwikkelingen misschien, maar wel een onstuitbare ontwikkeling, denk ik. Geen kloof meer tussen stad en regio, maar juist verbinding. En dat zag je terug op die plekken, aan het landschap, dat vriendelijker was, intiemer, dichterbij, en waar geleefd en gewerkt werd, en waar ook plaats was voor flora en fauna.

Het is een soft verhaal, dat niet hard genoeg verteld kan worden. En dat zal ik ook doen, 16 mei, op de Dag van Stad en Regio. Aan de hand van een aantal, in mijn ogen onweerstaanbaar inspirerende voorbeelden.

c-casper-janssen

Dag van Stad en Regio

Caspar Janssen spreekt op de Dag van Stad en Regio, donderdag 16 mei in Ede, dit jaar met het thema ‘Stad en platteland: goed verbonden’.

Casper Janssen liep anderhalf jaar lang 1600 kilometer door Nederland om voor de Volkskrant verslag te doen van de staat van het Nederlandse landschap. In het najaar van 2019 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact een publicatie met een selectie uit de 300 afleveringen van Caspar loopt.