Verdichten voor kwaliteit
Verdichten is, net als de gemengde wijk, geen nieuw principe. ‘Bundeling van verstedelijking’ en de ‘compacte stad’-gedachte hebben vanaf de jaren 80 duidelijk hun sporen achtergelaten. Totdat het Rijk in 2011 deze ambitie uit handen gaf.
Sindsdien is het aandeel nieuwbouwwoningen dat buiten de bebouwde kom gebouwd wordt, volgens cijfers van het Kadaster, gestegen van één op de vijf naar één op de drie woningen.
Daarbovenop is er nog een trend te zien. De bezetting van onze woningen neemt al jaren af en het aantal eenpersoonshuishoudens neemt toe. “Door deze huishoudensverdunning”, constateert Charlotte Nauta, managing consultant ruimtelijke ontwikkeling bij BMC, “verarmen wijken qua samenstelling en zien we het voorzieningenniveau verschralen.” Huishoudensverdunning heeft – samen met andere factoren – geleid tot de gigantische woningnood waar Nederland momenteel te maken heeft.
Als oplossing zoekt men ruimte voor het bouwen van nieuwe woningen binnen onze bestaande steden en wijken. Dit is voor velen reden om het verdichten van onze wijken opnieuw hoog op de agenda te zetten.
Ruimtelijke en sociale kwaliteit
“Tot recent was de reactie van overheden op woningnood om buitenstedelijk te ontwikkelen. Daar is nu een bijna complete omkering te zien”, erkent Martin van der Maas, planoloog bij de gemeente Amsterdam. Helaas wordt verdichting door zittende bewoners niet vanzelfsprekend als een verbetering van hun wijk gezien. “Zij zien vooral een verstoring van de rust en toenemende druk op de wijk”, aldus Cies de Theije. “Ook worden veel naoorlogse wijken gewaardeerd om het vele groen”, stelt Arnold Reijndorp, emeritus hoogleraar Sociaal-Economische en Ruimtelijke Ontwikkelingen van Nieuwe Stedelijke Gebieden aan de Universiteit van Amsterdam. “Men is terecht bang dat dat wordt opgeofferd.” Dit laat zien waarom oog voor leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit volgens experts essentieel is. Maar het laat ook zien waarom het perspectief van de bestaande bewoners onontbeerlijk is in het herontwerp van de wijk. “Als je bewoners onderdeel laat zijn van het proces en de keuzes, dan kun je verantwoord verdichten op de plekken waar het geen probleem voor hen vormt”, bepleit Hermanns.
Maar verdichten hóéft geen achteruitgang van de kwaliteit en leefbaarheid te betekenen, integendeel. Ed de Meyer, opbouwwerker in Rotterdam, legt uit hoe gebiedsontwikkeling in de wijk positief uit kan werken op de ruimtelijke kwaliteit. “In Cool-Zuid verdubbelt de bevolking door de komst van twee nieuwbouwtorens. Dankzij deze investering en doordat bewoners bewust gevraagd is hoe zij willen omgaan met hun buurt wordt er gewerkt aan vergroening, energieopwekking en klimaatadaptatie. Net als destijds in de stadsvernieuwing [1975-1995, red.], werkt men op al deze thema’s weer met werkgroepen. Die aanpak werkt”, illustreert De Meyer. Verdichting kan via het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte bijdragen aan de leefbaarheid en ervaren veiligheid van de buurt.
De ruimtelijke kwaliteit moet bovendien niet alleen worden ingetekend in de verdichtingsplannen, maar ook op peil gehouden worden. De Theije: “Denk na over de beheer-consequenties van verdichten. Meer mensen in de wijk betekent meer druk op de openbare ruimte, reserveer daarom budget voor herinrichting en het beheer daarvan.” Ook maatschappelijke voorzieningen mogen in ditzelfde licht niet ontbreken. “Investeer in die ontmoetingsplekken, maar investeer vooral ook in de professionals die samen met de mensen leven in die voorzieningen blazen”, beargumenteert Lex Veldboer, lector Stedelijk Sociaal Werk bij de Hogeschool van Amsterdam.
Verdichting kent geen blauwdruk
Verdichten ziet er in iedere wijk anders uit. Zo licht Reijndorp toe: “De verdichtingsopgave is totaal verschillend voor een jaren 30-buurt of een naoorlogse wijk. En dat geldt ook voor woonerfwijken die nu steeds meer in beeld komen om te verdichten. Er is differentiatie in onder meer het aantal toe te voegen woningen, het gewenste voorzieningenniveau, het aandeel corporatiebezit, het type inwoners en de staat van de woningen en van de openbare ruimte.” Daarnaast vindt er in veel wijken al organische verdichting plaats, legt Verstijnen uit: “Bedrijfslocaties en maatschappelijk vastgoed transformeren beetje bij beetje in woningen, en bestaande woningen worden bijvoorbeeld verkamerd. Ook hierbij geldt dat je niet op een goede manier kunt verdichten zonder investeringen in de openbare ruimte en voorzieningen.”
Naast de locatie en de mate van verdichting, vraagt ook het type woningen wat je bijbouwt om aandacht. Stadsontwikkelaar Annius Hoornstra legt uit hoe je in de behoeften van de inwoners van de wijk kunt voorzien door de juiste type woningen te bouwen. “Vraag mensen in de wijk naar hun woonbehoefte en stel samen met inwoners een gedifferentieerd woningbouwprogramma op. Zo zorg je dat de extra woningen voor mensen in de wijk van waarde zijn, en werk je via verdichting aan een betere toekomst voor de wijkbewoners.”
Net als bij slopen en nieuwbouwen voor een gemengde wijk, is het bij verdichting de vraag hoe het uitwerkt voor huidige en toekomstige bewoners. Nieuw onderzoek en praktijkervaringen zullen de komende jaren uitwijzen of verdichting een positieve rol kan spelen in de beoogde doelen van de wijkaanpak.